Een goede vriend van mij woont in een huisje in het veld. Als de kastanjebomen bloeien – sowieso de mooiste tijd van het jaar – ga ik altijd bij hem langs. Niet dat ik er tijdens de andere seizoenen niet kom, maar nu is het daar gewoon opvallend mooi. Het is wel een stukje rijden. Onderweg denk ik dan ook altijd: waarom is hij daar gaan wonen? Maar als ik er ben snap ik hem weer. Die mooie, bloeiende kastanjeboom op de zuidwestelijke hoek van zijn huis. Het intens groene gras waarin – met een hand vanuit een hoge, witte wolk – zijn huisje zorgvuldig geplaatst lijkt te zijn. Het kronkelende riviertje waarin een paar rode koeien staan te drinken. En de zon die helderder lijkt dan thuis. Helderder dan op foto’s. Stralender dan in het echt.
Mijn goede vriend ontvangt mij dan met versgebakken brood. Bakt hij zelf van meel van de molen in de verte. Er is gedroogde ham en verse boter. Je krijgt er een mok karnemelk bij. En dan ben je nog geen kwartier binnen. Na het broodeten gaan we met een vest aan tegen het huis zitten. De wind is nog wel fris, maar de zon is al mooi warm. Hij vraagt me dan van alles. Over hoe het gaat in Nederland. Over gemeenschappelijke vrienden en over hoeveel mensen er tegenwoordig nog in de kerk komen. Daarna vraag ik hoe het met hem gaat. Of de eekhoorntjes alweer terug zijn. En over hoe ver hij is met zijn boek. Daar wil hij niet veel over vertellen, want dan heeft hij het al verteld. En hij wil het eerst schrijven, zegt hij altijd.
Ik denk dat hij er nu tien jaar woont. Hij liet een heel ander leven achter zich. Hij was altijd druk met van alles. Woonde in een flat op de bovenste verdieping. Had veel geld verdiend met zakendoen. Handelen in Italiaanse violen uit de zeventiende eeuw en iets met wijn uit de noordelijke Rhône. Hij had eerst een lieve vriend. Dan weer een mooie vriendin, dan weer een vriend en ga zo maar door. Hij had een snelle wagen en leefde op oesters, McDonald’s en champagne. Op een maandagmorgen, toen hij de laatste katerige feestgangers van dat weekend uit zijn flat geveegd had, was hij op het balkon gaan staan. Ik hoorde later van hem wat er toen was gebeurd. Hij had een cd van Mozart opgezet en keek naar beneden. De zon scheen door een gat in de wolken op de vijver voor de flat. De felle schittering van het zonlicht op het water, vermengd met een paar maten Mozart veranderde zijn leven voorgoed.
Van de ene op de andere dag verkocht hij al zijn luxe spullen behalve de stereo-installatie en zijn klassieke cd’s. Hij kocht een huisje in het veld en besloot zich de rest van zijn tijd op aarde bezig te houden met waar het uiteindelijk in het leven op neer kwam volgens hem.
Dat gaat hem goed af volgens mij. Hij zei die middag: „Gelukkig zijn is bijna niet haalbaar, maar niet de hele tijd ongelukkig zijn wel.”
Dagblad van het Noorden, 18 mei 2019