Dromen van verre oorden. In de slaap, maar ook wakker. Steeds meer en vaker. Die bocht in de rivier. Dat gebied waar dinosaurusbotten uit de uitgesleten oever steken. Aan de andere kant van de wereld. Dat warme zonlicht. De vredigheid van de oerstilte daar. Ik kan er nu niet naartoe. Is dat wat het verlangen groter maakt dan anders?
We zitten toch goed hier? Ik mag niet klagen. Ik woon op vakantie, bij wijze van spreken. Iedereen die op het platteland woont, is het er deze dagen wel over eens. Je zult maar drie hoog achter… We mogen blij zijn met waar we wonen hier. Ben ik ook. Alles is weer zo prachtig groen.
Voor de dagelijkse wandeling pak ik ook weleens eerst de auto. Het bos in of juist het open veld. Er zijn nog plekken in de buurt die ik alleen van de kaart kende. Eeuwenoude zandpaden tussen eeuwenoude dorpen. Elk stukje vuursteen in het zand kan een gereedschapje uit de steentijd geweest zijn. Hoe zou het toen geweest zijn? Elk doorkijkje, tussen de oude eiken, waarin je koeien in een rijtje naar iets onzichtbaars ziet sjokken, doet denken aan schilderijen van oude Nederlandse meesters. Schilderijen die te zien zijn in musea over de gehele wereld.
Zo zag ik in Chicago eens een Nederlands schilderij van een scène bij een rivier. Een meesterwerk uit de zeventiende eeuw. Weet niet meer van welke schilder het was. Maar ik droomde daar in die metropool weg naar vervlogen tijden. Hoe mooi zou heel Nederland toen geweest zijn?
Later die dag liep ik door de drukke straten van Chicago. Ik kocht een koffie bij zo’n koffietent en appte in de heerlijke zomerzon met mijn moeder. Ze appte toen dat ik maar goed moest genieten van het reizen, want er zou ook zomaar een tijd kunnen komen waarin reizen niet kan. Toen dacht ik nog: hoe komt ze daar nu bij. Nu denk ik: niet alles is vanzelfsprekend, inderdaad.
Mijn moeder is geboren in maart 1940. Opa was er niet. Gemobiliseerd. Die lag bij Dordrecht. Onze koning had een goed punt deze week. Wel meer. Maar één ding viel mij op. Dat de oorlog nog in ons allemaal zit. Mijn moeders moeder, mijn oma, had uitspraken waar ik nog steeds veel aan heb. Eén ervan – ik zal ‘m voor deze keer in het Nederlands doen – is de volgende: „Je moet je redden waar je bent, anders ben je het niet waard om te leven.” Best wel hard, dat tweede gedeelte. Maar zo is de waarheid soms, denk ik.
Ik heb niks te klagen. Droom wat weg af en toe. Verre oorden. Het Franse platteland. Fantaseer over hoe ik daar de volgende keer zal wandelen. Voel het verlangen dan diep. Fantaseer hoe ik over het strand loop van Western Samoa. Ik kijk hier uit het raam en zie het landschap dat ik zo kan missen als ik ergens ver weg ben. Verlangen naar iets is misschien ook wel een manier om het leven door te komen. Hoe moet je je redden als de fantasie verzandt, dromen verdrinken en verlangens verwaaien?
Dagblad van het Noorden, 9 mei 2020