Twee weken strengere maatregelen. En dan kijken ze weer. Niemand lijkt het te weten. Nee, iedereen lijkt het te weten. Maar niemand weet het, lijkt het wel.
Blijft het bij twee weken? Of wordt het nog strenger? Als je Merkel zo hoort? Die heeft het erover dat er een grimmige winter aan zit te komen. Of hoe ze dat ook zei. Ik ga sowieso nergens heen. Blijf mooi hier. Als in een soort berghut die winter uitzitten.
Net als die vent die ik ooit een keer tegenkwam in Seattle. Ik reed van Chicago kriskras door Amerika naar de westkust. En daarna via Canada weer terug. In Seattle was ik dus halverwege en dan ben ik er wel aan toe om een keer de was te doen. Ik ging daar aan de rand van het centrum naar een wasserette. Echt zoals je het kent uit de film. TL-licht. Tientallen wasmachines en drogers die staan te draaien. Stoelen en bankjes met wachtende lui. Sommigen zijn al klaar en staan de was op te vouwen. Je wilt er ook niet naar kijken. Dus iedereen kijkt vaag voor zich uit.
Mijn was draaide nog wel een poosje dus ik liep maar even naar buiten. De wasserette lag aan een mooi pleintje met bomen en een standbeeld van opperhoofd Seattle. Die had op die plek een legendarische toespraak gehouden toen blanken hun gebied wilden kopen. „Hoe kun je de lucht, de warmte van het land kopen of verkopen?”, schijnt hij onder meer gezegd te hebben.
Ik keerde me weer om en zag dat er naast de wasserette een soort eetcafé zat. Beetje oude boel. Voor het raam hingen felgekleurde lichtreclames en een neonlicht met de boodschap ‘We cheat tourists and drunks since 1929’. Binnen klonk harde muziek uit een jukebox die gevuld was met Ramones en andere punkrock. Aan de bar zaten lui van velerlei pluimage te eten en te drinken. Het bleek een tent die 24/7 open was. Sinds 1929 dus. Geen slot op de deur.
Ik nam een kop chili en kwam aan de praat met een vent naast me die zijn gezicht af en toe begroef in een enorme hamburger en het gevaarte zo in vijf, zes grote happen verslond. Waar je vandaan komt en wat je doet. Daar praat je dan over. Hij verbouwde jachten. Hij was goed met hout. Betimmerde binnenkanten van boten met luxe houtsoorten. Dat deed hij dan in de zomer. Daar kwam hij speciaal voor naar Seattle. Met het geld wat hij daarmee verdiende kocht hij een diepvries vol eten en een kast vol drank om in zijn blokhut in de Bitterroot Mountains te overwinteren.
Hij kon er prachtig over vertellen. Soms was hij dan weken ingesneeuwd. Ik vroeg of de beren geen gevaar vormden. Beren was het probleem niet. Wolven! Die springen je dwars door de ramen als ze honger krijgen, vertelde hij. Hij had tralies voor de ramen gemaakt.
Lange winters ja. Maar uiteindelijk wordt het altijd weer lente.
Daar moest ik even aan denken. Wat voor winter het ook wordt: het wordt altijd weer lente.
Dagblad van het Noorden, 7 november 2020