We zagen elkaar voor het eerst op Schiphol. Daar bij die band waar de koffers op voorbijkomen. Na een lange vlucht stond ik daar met een duf, warm hoofd te kijken of ik mijn koffer al zag. Ik strikte destijds altijd een zwarte boerenzakdoek aan het hengsel, zodat ik de koffer goed kon herkennen. Toen hij op de bagageband voorbijkwam, tilde ik hem met een zwaai op mijn bagagekarretje. Een vrouwenstem vroeg licht paniekerig wat ik met haar koffer moest. Ik bromde dat het mijn koffer was en wilde zonder op te kijken weglopen. Maar ze pakte mijn arm vast. Ik was kort van lont door de lange vlucht en heb haar waarschijnlijk nogal boos aangekeken. Ze schrok. Ik wees haar op de zwarte boerenzakdoek aan mijn koffer. Ze bood haar excuses aan. Ik zei dat het niks gaf en liep langs de douane naar de uitgang.
Eenmaal buiten stak ik meteen een sigaret op. De eerste paar trekjes maakten me duizelig. Opeens stond de dame van bij de bagageband naast me. Ze stak ook een sigaret op. Ze had inderdaad precies dezelfde koffer.
Wat er precies gebeurd is daar voor Schiphol… God mag het weten. Maar binnen twee weken lag ze in mijn bed een witte boterham met aardbeien en suiker te eten. Niet normaal verliefd. We hadden allebei het gevoel dat alles in ons leven gebeurd was om ons samen te laten komen. We stookten vuurtjes achter het huis en spraken tot diep in de nacht over alles. We begrepen elkaar volkomen. We waren dag en nacht samen. We wilden nooit meer anders. We moesten heel veel lachen. Om niks en om alles. We huilden soms ook. Van geluk en uit angst dat dit voorbij zou kunnen gaan. Zo kwamen we op trouwen. Dan zou het eeuwig zijn. We fantaseerden over een gigantische bruiloft. Iedereen moest komen! Zij kwam met hele goeie ideeën. Waar het feest zou moeten zijn. In welke kerk we zouden trouwen. Qua muziek: Acda en De Munnik moest ik vragen voor het feest en tijdens de kerkelijke plechtigheid moest er een goed strijkkwartet spelen. Van achteruit de kerk moest er een afgerichte valk met de trouwringen in de snavel naar voren vliegen, waar wij dan in de allermooiste trouwkledij zouden staan met de tranen in de ogen. Dan een vijfgangendiner in de openlucht en daarna een megafeest. Huwelijksnacht in een kasteel. En dan drie maanden op huwelijksreis. We kenden elkaar nog niet zo lang, maar wel heel goed al. We besloten het echt te gaan doen. Ik sms’te mijn vrienden: ik ga trouwen!
Op een avond spraken zij en ik bij de open haard over onze plannen. Zij zat voor me op de grond. Ik zat in de stoel en masseerde haar nek. Ik vroeg haar een beetje plagerig of ze ook met me zou trouwen als we geen groot feest gaven, geen honderden gasten, geen strijkkwartet, roze champagne en overal alleen maar witte rozen.
Ze schrok. Ze wilde weten waarom ik dat in gódsnaam vroeg.
Binnen twee weken ging ze terug naar waar ze vandaan kwam.
Ik moest laatst gewoon even nadenken over hoe ze ook alweer heette.
Dagblad van het Noorden, 1 mei 2021