Vannacht stond ik mij achter het huis weer eens te vergapen aan de sterrenhemel. De maan was juist ondergegaan en er was geen vuiltje aan de lucht, zodat het hemelgewelf zich in zijn volle glorie openbaarde. Ik vind het prettig om me klein te voelen. Iets wat bij het zien van zoveel sterren al snel gebeurt. Het heelal is al zo vreselijk oud. Wij zijn er nog maar net. Soms heb ik weleens het idee dat bepaalde mensen niet genoeg sterren hebben gezien. Waarom zou je dreigen met atoombommen als je hebt ervaren hoe nietig je bent en hoe bijzonder het is om te leven als mens?
Achter mijn huis staan mooie bomen. Ze zijn groot geworden de laatste twintig jaar. Ze geven fijne schaduw met de zomerdag. Maar beperken ook het zicht op de volledige hemel.
Daarom besloot ik een stuk verderop te gaan kijken. Daar waar een heuveltje is en geen grote bomen zijn. Ik reed op mijn gemak over een lange landweg waarboven zeer laaghangende mist was ontstaan. Dusdanig laaghangend dat de weg niet meer te zien was, maar verder voor me uit was alles helder. Ik keek over de mist heen. Ik ging nog zachter rijden. Toen ik uit die mistbank was, zag ik honderd meter verderop vier kleine lichtjes op de weg. Ze bewogen. Dat moesten de oogjes van dieren zijn. Ik kwam dichterbij en ik zag het. Jonge beestjes. Kleine vosjes. Ze speelden met elkaar. Ik kwam nog dichterbij. Ze keken niet op of om van het licht uit mijn koplampen. Ik stopte en kon bijna een eeuwig voelende minuut kijken naar twee jonge, stoeiende, wilde diertjes. Daarna gleden ze vlot het fluitenkruid langs de weg in.
Ik reed verder en verwonderde mij erover dat die diertjes niet bang waren geweest. Waren ze dusdanig jong dat ze nog geen angst voor de mens ontwikkeld hadden? Zou het ooit echt zo geweest zijn dat de dieren nog niet schuw waren, omdat ze nog niet wisten dat mensen een gevaar voor ze waren? Zo moet het in het paradijs geweest zijn. Ik was op pad om het paradijs te zien in het heelal. Ik zag het in twee jonge dieren die niet bang waren.
Toen ik terug naar huis ging, moest ik denken aan hoe wij eerder als jongens ook zo zorgeloos konden ravotten in het stuifzand. Nog niet bang voor van alles. Als in het paradijs.
Dagblad van het Noorden, 7 mei 2022