Er zijn van die muzikanten die je het gevoel geven dat je hun nummers al kent. Deze riff komt van die, dat zanglijntje heeft hij van hem, dat gitaargeluid hoorde ik bij hen. Bij controle blijkt van dat vermoeden niets te kloppen. Of beter: het vermoeden dat je iets bekends hoorde klopt wel, maar je vergist je in de bron. Die vind je namelijk niet bij anderen, maar op dezelfde plek waar iemand als Daniël Lohues ze ook vandaan haalt. En waar die plek is, dat is een geheim dat voorbehouden is aan begenadigde liedjesschrijvers als Lohues. Want ook op Gunder, alweer zijn zesde soloplaat, klinkt elke track alsof ‘ie er altijd al was. De vier platen – en bijbehorende theatertournees – in de serie Allenig en zijn vorige album Hout Moet lieten eigenlijk hetzelfde horen als Gunder (het mooist te vertalen met het Engelse ‘yonder’). En dat is in dit geval een compliment. De ene keer rockt het wat meer, de andere keer leunt Lohues meer op blues of folk of zelfs cajun, maar in de basis komt het op hetzelfde neer: weemoed, verlangen, natuur en liefde. En ook: ik geloof niet dat iemand ooit eerder een sla-soort heeft bezongen: ‘Zie stun door veur de veurgewassen sloat […] of ik wus hoelang rucola kan lig’n’ (“Miranda Holdersma”).