Er is ons al vroeg geleerd om niet te vloeken als we bezoek kregen van mensen die protestant waren. Of als we ergens kwamen waar ook hervormden of gereformeerden liepen. Niet dat wij doorgaans veel vloekten. Helemaal niet. Maar het gebeurde weleens. En dat was dan eigenlijk niet zo heel erg. Niet erger dan niet netjes. Katholieken hebben op de een of andere manier minder problemen met een vloekje af en toe. Bovendien hadden we nauwelijks te maken met mensen van een ander geloof. Wij groeiden op in de tijd die later het staartje van de verzuiling bleek te zijn geweest.
Bij ons in het dorp ging elke geloofsovertuiging naar z’n eigen kerk. Eigen school. Eigen gymnastiek. Er waren twee voetbalverenigingen. En de verkenners: dat was voor katholieken. Het zwembad was wel voor iedereen. Maar daar lagen we op onze handdoekjes ook vast niet door elkaar heen. Elke groep had zijn eigen gedeelte op de groene zonneweide bij het zwembad. Daar waren geen regels voor. Dat ging gewoon zo. Allemaal apart, onder dezelfde zon.
Op een bepaald moment werd er door de verschillende kerken af en toe een oecumenische dienst georganiseerd. Samen kerken onder één dak. Dan was het dus oppassen geblazen. Dat je niet voor die dienst of erna per ongeluk ‘Jezus’ zei als je ergens van opkeek. Of: ‘Goh, wat is het lekker weer, hè?’ Nee, ‘goh’ was ook niet goed.
We hielden er rekening mee, want er werd gezegd dat mensen van het andere geloof dat echt heel erg vonden. Tijdens die oecumenische diensten kwamen we er allemaal al gauw achter dat een ander geloof helemaal niet zo anders was. Zelfde Bijbel ongeveer. Zelfde gebeden zo’n beetje. Zelfde mensen. Alleen zongen de protestanten wat harder dan wij. Wat flinker en met meer overtuiging. Dat vond ik mooi. Andere katholieken vonden dat luide maar overdreven. Die zeiden dan na zo’n dienst: ‘God, wat zingen die lui ja hard.’ Dat zeiden ze als ze weer onder elkaar waren, hoor. Niet waar protestanten bij waren. Vroeg me altijd af wat ‘de anderen’ over ons zeiden, onder elkaar, achteraf.
De zuilen brokkelden af. Je ziet alleen nog wat stompjes her en der. Niemand lijkt nog bezig te zijn met ‘die anderen’. Een goeie zaak. Maar sommige mensen hebben inmiddels andere anderen gevonden. En rekening houden met dingen zeggen die kwetsend zijn voor die nieuwe anderen is er niet bij. Zo blijven we verdomme aan de gang.
Dagblad van het Noorden, 11 februari 2023