Een foutje maken is goed. Tenminste, als het daardoor de volgende keer beter wordt. Een foutje maken kan gebeuren. Sterker nog: het gebeurt altijd en overal. Mensen bestaan doordat er ontelbare foutjes zijn gemaakt. Vier miljard jaar geleden was het enige leven op aarde een eenvoudige bacterie. Die vermenigvuldigde zich. In elke vermenigvuldiging zat een piepklein foutje. Zo ontstonden andere soorten eencellige wezentjes. Ook die veranderden steeds maar weer, doordat bij elke vermenigvuldiging een foutje optrad. Twee miljard jaar geleden waren het wezentjes met een celkern geworden. En zo rolde de evolutie verder. Door al die ontelbare weeffoutjes ontstond het leven zoals wij dat nu kennen. En de evolutie rolt nog steeds verder. Zonder doel. Het gebeurt gewoon. In een poging de kop om dit onbegrijpelijke wonder heen te krijgen, pakt de mens er graag een God bij. Een opperwezen dat zogenaamd nooit fouten zou maken. Als er al een God is, maakt deze dus wel foutjes. Anders waren wij er niet geweest. Foutjes maken is niet erg. Daar wordt alles juist beter van. Een beetje God vergeeft foutjes. Want God weet zelf hoe het is.
Ik maak graag mijn eigen bouillon. Heb een hekel aan die kant-en- klaar-smaak van blokjes en zakjes. Ik leerde op mijn achttiende hoe je echte bouillon maakt. Dat is heel eenvoudig. Maar nog niet zo gemakkelijk om het goed te krijgen. Alles is me gebeurd. Te weinig botten. Te veel water. Te veel vlees. Te weinig vlees. Niet goed in het begin het witte schuim eraf gehaald. Te veel prei. Te veel wortel. Te weinig tijm. De uien niet geschroeid boven een gasvlam. Uien te zwart. Te veel zout. Te veel peper. Alles is me overkomen. Maar het werd wél steeds beter. Sinds een week of drie denk ik dat ik het kan. Nu vraag ik me af of ik het altijd precies zo moet doen als waar ik nu ben? Of nog ruimte laten voor piepkleine foutjes, zodat het nog beter wordt?
Als mens moet je leren van je fouten. Maar wat is een foutje en wat is echt fout? Mensen zijn in staat dusdanig grote fouten te maken dat het beter is als zo’n persoon nooit meer fouten kan maken. De grens tussen een grote fout en een foutje wordt bepaald door hoever we zijn in de ontwikkeling van onze beschaving. Kleine foutjes zijn niet erg. Die zijn juist goed. Zo wordt alles beter. Foutje, bedankt.
Dagblad van het Noorden, 3 februari 2024