Al is het niet zo koud, ik heb de kachel aan. Gewoon omdat het lekker ruikt. En er komt fijne warmte van. Niet alleen warmte tegen de kou. Wat ik al zei, zo koud is het niet. Nee, ook van die warmte van binnen. Iets wat bijna voelt als een soort tevredenheid. Straks weer even naar buiten. In de houtstek liggen mooi gekloofde stammetjes. Van bomen die op mijn eigen erf gestaan hebben. Dan til ik zo’n mand vol hout naar binnen. Hout voor op het vuur. Even kijken in de vlammen.
Dat moet toch ooit een glorieuze dag geweest zijn. Dat de eerste mensachtigen erachter kwamen hoe ze vuur konden bedwingen. Vuur is er altijd geweest. Maar een vuurtje maken en aanhouden, niet te groot laten worden, dat is een belangrijke gebeurtenis geweest. Op dat vuurtje kon voedsel gaar gemaakt worden. Men ging koken. Ze gingen rond het vuur zitten. Kijken in de vlammen. Het hield wilde dieren weg. En je kon nog eens even lekker blijven zitten ’s avonds. Honderden duizenden jaren kijken mensen al in het vuur. Er zijn verhalen verteld. Er is gezongen en gepraat. Er is veel gemijmerd. Dat doen mensen. Hopen en verlangen. Warmte. En af en toe de vonken volgen naar de sterren. Voelen hoe klein we zijn.
We zijn inmiddels met zoveel lui op aarde, dat niet iedereen vuur kan gaan stoken. Logisch. Waar moet al dat hout vandaan komen? Waar moet al die rook heen? We zijn terechtgekomen in een tijd waarin er ook veel mensen zijn die zelden nog een echt vuurtje zien. Wij kijken naar onze schermen. We zijn in een tijd terecht gekomen waarin op veel plekken ook nauwelijks nog een sterrenhemel te zien is. Veel mensen op aarde zien dus nooit meer een vuurtje en een sterrenhemel. Zou dat invloed hebben op hoe de mens zich verder zal ontwikkelen? Is er een band doorgesneden met onze voorvaderen en -moederen? Zou de chaos in de wereld hier iets mee te maken hebben? Is dit een stap in de menselijke evolutie die de weg vrijmaakt voor artificiële intelligentie om de wereld over te nemen?
Ik gooi nog maar een blok op het vuur. Heeft geen mens last van. We wonen hier niet op een kluitje. Dat scheelt. Ik kijk even een poosje naar de vlammen. Ik voel de kracht en de eeuwigheid. Ooit is alles as. Over van wat was.
Dagblad van het Noorden, 17 februari 2024