Met de jas hoog dicht en de capuchon op loop ik langs de grachten. Het is donker en de wind giert langs de oude trapgevels. Moedige fietsers trappen hun rammelige tweewielers over de bolle bruggetjes. Plastic tasjes en frikandelbakjes zoeven over de klinkers. Ik heb het koud. Ik loop langs een restaurant waar ik de bezoekers die een tafeltje aan het raam kregen recht op het bord kijk. Een verliefd stelletje. Dat heb ik in die drie seconden dat ik ze in het voorbijlopen zag wel gezien. Zo heb ik er ook weleens bijgezeten. Warm en verliefd. Even iemands hand vastpakken. Even alles om je heen vergeten als je diegene in de ogen kijkt. Het gevoel dat alles in je leven gebeurd is om hier met haar aan dit tafeltje te zitten. En dan binnen een paar maand denken: zaten we er nog maar zo bij. En weer een paar maand later zit je weer precies zo aan een tafeltje met een ander. Die ook weer een ex heeft. En lastige dingen heeft meegemaakt. Die tijd heb ik gehad. Gelukkig.
Ik sla de hoek om, een steegje in. Langs een coffeeshop waar ik eerder weleens kwam. Het begint keihard te regenen. Ik vraag me af waarom ik geen Uber heb genomen. Dat schiet ook niet op in deze stad, maar dan zit je in ieder geval droog. Ik loop maar gewoon verder door de regen. Ik ben nu toch al kletsnat. Een vertrouwde triestheid druipt met de regen mee m’n schoenen in. Je zou hier maar wonen. In het portiek van een gesloten winkel ligt een vent onder wat karton. Daklozen wonen niet. Ik stap wat harder door. Ik word een beetje boos. Een stad waar ze zogenaamd alles voor elkaar hebben. Een land waar alles tot in de puntjes geregeld is. Maar dan toch ik weet niet hoeveel daklozen. Het is maar zo’n dunne lijn. Er hoeven maar een paar dingen mis te gaan en je ligt er ook.
Ik heb mazzel. De betaalautomaat in de parkeergarage herkent ook natte parkeerkaartjes. Voor ik in de wagen stap, doe ik de natte jas uit. Weet je wat? Ik doe de natte broek ook uit. Kan mij het schelen. In de auto ben je eigenlijk al gewoon thuis. Op de ring ben ik al niet koud meer. De stadse triestheid is ook verdwenen. Op de onderbroek, alleen op een stille, donkere snelweg richting mijn kachel. Ik zing van geluk.
Dagblad van het Noorden, 24 februari 2024