We rijden al vanaf zonsopkomst op dezelfde stille highway. Prachtig. De lucht is strak blauw. Het landschap verandert steeds een beetje. We hebben de echte prairie achter ons gelaten. Het wordt wat groener. Tegen de middag rijden we door een gebied zoals we dat kennen uit de Donald Duck. Het platteland waar Oma Duck woont. Waar Gijs Gans ‘m het water in de snavel loopt als hij de taart ruikt die Oma Duck in het raam heeft gezet om af te koelen. Het zijn van die rode, houten boerderijen. De bouwstijl lijkt meegenomen uit Scandinavië. Het begint goed te glooien ook. Zwartwitte koeien in de wei. Opvallend veel aangereden wild langs de weg. Binnen vijf mijl zeker twee aangereden reeën en een stuk of wat platgereden stinkdieren gezien. Tussen de middag besluiten we wat te gaan eten in een klein plaatsje aan de highway. Echt zo’n typisch Amerikaans dorpsrestaurant. Zoals altijd zitten er hier ook wat oudere mannen, met honkbalpetjes op, aan een tafel koffie te drinken. De serveerster schenkt ons ook koffie in en neemt de bestelling op. Een van de mannen draait zich naar ons toe en vraagt waar we vandaan komen. Als we dat vertellen maakt het hele clubje verbaasde geluiden en ze pakken allemaal even de klep van hun pet vast en wiebelen het hoofddeksel wat heen en weer. De man met de groene John Deere pet op, vraagt of het waar is wat hij las in de krant: dat er in Nederland grote viaducten gebouwd worden speciaal voor wilde dieren om snelwegen over te steken. Ik zeg dat dat klopt en dat ze dat hier misschien ook wel goed kunnen gebruiken met al dat dode wild langs de weg. Ze kijken me verbaasd aan. Een van de mannen zegt dat Nederland wel een bijzonder rijk land moet zijn als er voor zoiets geld over is. En dat we dan ook niet raar moeten staan te kijken als de halve wereld naar Nederland komt om ook een stuk van die mooi opgemaakte taart te komen eten. Het is eventjes stil. Vervolgens praten we een poosje over het weer. De kou komt er aan.
(Dagblad van het Noorden, 17 oktober 2015)