Over de snelweg rol ik met een prettig gangetje naar huis. Het was een mooie avond in Brabant. Af en toe passeer ik een vrachtwagen. Af en toen haalt iemand wiens idee van een prettig gangetje anders is dan dat van mij, me in. Ik ben al jaren onderweg. Zo heb ik Nederland in al die jaren mooi leren kennen. Ik zal niet zeggen: „The Highway is my home”, maar ik snap wel ongeveer wat er bedoeld wordt als ik het hoor zeggen door een trucker in Amerika. Daar heb ik ook al heel wat rondgereden. Van Chicago naar Seattle. Noord-Dakota, Montana, Idaho. Of die lange lege wegen in Oregon en Nevada enzo. Langs de westkust of door de Badlands in Nebraska. Eindeloos. In Amerika zijn de meeste wegen overdag net zo leeg als de A28 op een woensdagnacht.
Ik stop even bij een pomp voor koffie. Een jonge caissière zit achter dik glas op haar telefoon te kijken. Er staat een man een gehaktbal te eten uit een kartonnen bekertje. Hij knikt me goeiendag. Misschien zit hij verlegen om een praatje. Ik knoop dat voorzichtig aan. Ik ga tegenover hem aan de statafel staan en vraag hem hoe het is. In gebrekkig Engels met wat Duits erdoor begint hij een heel verhaal. Hij is onderweg naar Polen. Hij is Pools. Maar hij staat te wachten op een collega die net uit Rotterdam was vertrokken. Hij vraagt mij wat ik zo laat bij het pad moet. Ik vertel hem wat ik doe.
Binnen no time hebben we het over Paus Johannes Paulus de tweede. Dat was ook een Pool. Ik vertelde hem dat toen die Paus stierf, overal in Nederland de klokken luidden. Overal ter wereld waarschijnlijk.
Zo krijg ik het midden in de nacht met iemand die ik niet ken en waarschijnlijk nooit meer tegen zal komen over Moeder Maria. Het schept meteen een band. De trucker vertelt dat zijn vrouw altijd een kaarsje laat branden bij het Mariabeeld, tot hij weer terug is. Ook al is hij een week weg. Ik krijg er kippenvel van. Ik wens hem een goede reis en rijd verder naar Erica.
Als ik thuis ben, steek ik het kaarsje bij Maria aan. Ze glimlacht.
(Dagblad van het Noorden, 25 maart 2017)