Ging even langs bij een kameraad. We kennen elkaar al – wat zal het zijn? – dertig jaar misschien al wel. Tegenwoordig stuur je iemand even een whatsapp-berichtje voor je langsgaat. Dat gaat bij hem niet lukken. Hij heeft geen mobieltje. Bij hem moet je gewoon op de keukendeur kloppen. Als je geluk hebt, zie je hem dan een kiertje maken in de dichte luxaflex voor z’n keukenraam. Hij zit eigenlijk niet te wachten op volk aan de deur.
Maar als ik, of iemand van onze vriendenclub van toen aanklopt, dan doet hij open en is hij blij. Dan moet je er in komen en de jas uitdoen. Krijg je koffie en een gevulde koek.
Zijn woonkamer verandert nooit. Een salontafel vol lege koffiemokken. Een enorme glazen asbak. Pakjes lege Samson shag. Lege pakjes Mascotte vloei waar stukjes van afgescheurd zijn. Overal elpees. Twee grote luidsprekers in de hoeken van de kamer. Een lamp met een gebatikte sjaal er over. Aan de muur een grote poster van Jimi Hendrix. Vanaf de grote bruine hoekbank kijk je de tuin in. Een stukje gras, afgeschermd met hoge coniferen.
Ik roer een wolk Completa door de koffie en hij vraagt wat ik horen wil. Hij had vanmorgen After the goldrush van Neil Young nog gedraaid, die kon hij nog wel een keer horen. Ik ook wel. Hij draaide de plaat om, zette de naald er secuur op, en daar klonk die twaalfsnarige gitaar weer. Zo hebben wij altijd wat te praten. Van Neil Young naar Nils Lofgren naar Keith Richards naar Lennon. Ik vraag hem of hij dat filmpje gezien heeft op You Tube waarin Keith Richards iedereen gelukkig nieuwjaar wenst. Je denkt er niet bij na dat er mensen zijn die nooit online komen. Ik vraag hem toch maar weer eens of hij geen computer of zo wil. Maar dat wil hij absoluut niet. Hij zegt dat hij bewust in een tijdscapsule leeft. Geen kabel, geen computer, geen mobiel. Hij sluit zich bewust af. Hij wil zich niet gek laten maken door de wereld. Hij steekt er een op, neemt een hijs, aait z’n kat, blaast wat rook richting het beestje en zegt tevreden: „Ik wil niet alles weten. Wat ik nodig heb, heb ik hier.”
Dagblad van het Noorden, 13 januari 2018