Waar ik heen ga? Geen idee. Zomaar een stukje rijden. Kijken hoe het land erbij ligt. De boeren zijn de laatste tijd weer druk in de weer. De vogels ook. Ik probeer rustige wegen te vinden. Dat lukt prima op dit uur. Want het is vroeg en ik rij door Drenthe.
Er rijden wat busjes op weg naar klusjes. Er rijden wat rode en blauwe auto’s op weg naar weet ik veel. Je ziet de bestuurders maar twee seconden of zo. Ze lijken allemaal een beetje eenzaam. Misschien komt dat omdat ze net wakker zijn. Ach, eigenlijk kun je er ook niks van zeggen. Het is het beeld.
Ik neem wat afslagen en rij opeens door een groot bos. Geen mensen hier. En de dieren hebben zich verstopt. Ik stop en stap uit. Hier hoor je de razende wereld niet. Hier hoor je de wereld zoals het ooit overal was. De wind door de bomen en het zingen van de vogels. Er zijn niet veel plekken in Nederland waar het zo is als hier. Ik prijs mezelf gelukkig. Maar al snel wordt dat geluk weggespoeld door een lichte vorm van schuldgevoel. Ik stap namelijk straks weer in de wagen en dan zal ik zelf degene zijn die deze weldadige stilte verknooit met het geluid van een verbrandingsmotor.
Als ik weer terug op de doorgaande weg ben, zet ik even de radio aan. Even maar. Ze praten door elkaar. Daar kan ik niet tegen. Ook al gaat het over belangrijke dingen.
Ik zie een weilandje met schapen. Ik zet de auto aan de kant en maak met de telefoon een paar foto’s van de grappige dieren. Ze hebben jonkies. Ik praat altijd Drents met dieren. Je hebt mensen die altijd Drents spreken, maar juist tegen dieren en kleinkinderen ‘Hoog-Hollands’ gaan praten. Geen idee hoe dat komt. Ik vraag de schapen of ze graag in dit weilandje mogen staan. Grote, bolle ogen kijken me vol onbegrip aan. Ik zeg tjeu en rij verder.
Terug naar huis. Koffie. En daarna naar het Westen. Daar zullen ze me vast en zeker die avond weer vragen of ik het hele eind weer terug moet. Ik moet daar toch eens een passend antwoord op bedenken.
Dagblad van het Noorden, 12 mei 2018