Jaren geleden kwam ik vanuit Chicago met de trein aan in Seattle. Na het inchecken in m’n hotel, liep ik de stad in om wat te eten. Ik kwam terecht in een klein sushi-tentje. Zo’n echte met zacht licht en een lopende band in de ronde bar, waarop schaaltjes sushi voorbijkomen. Aan die bar gezeten mag je er af en toe een schaaltje afpakken, het doorzichtige dekseltje eraf nemen en met stokjes de sushi opeten. Achter de bar staat iemand live sushi te maken en op de band te zetten. Prachtig om te zien.
Toen ik binnenkwam, draaide er nog niet veel rond. Een aardige man met een fonkelend sushi-mes in de hand zei hallo. Hij begon sushi te maken. Rauwe vis. Beetje rijst. Hij had het helemaal in de vingers. Wat een rust. Zachte muziek. Warme rijstwijn. Beste sushi ooit. Ik zag oude foto’s aan de muur en vroeg aan de man of hij dat was. Dat klopte. Hij was kampioen geweest in een Japanse vechtsport waarbij je iemand, als je zou willen, in een handomdraai… Hij haalde met een glimlach het mes met de botte kant langs z’n hals. Hij was gestopt met die sport en met het verdiende geld naar Amerika gekomen om sushi te gaan maken.
Opeens vloog de deur open. Een paar lui kwamen lawaaierig binnen. Kantoorjongens. Stropdas net af. Bakkie op. Ze bestelden bier en grepen wat schaaltjes van de band. De man ging snel nieuwe sushi maken. Maar het ging ze niet snel genoeg. Ze begonnen racistische dingen te roepen en zogenaamd Aziatisch te praten. Een jongen maakte met twee vingers zijn ogen tot spleetjes. Een ander zeilde wat dekseltjes door de tent. Toen ze uitgegeten waren, legde een van die klojo’s honderd dollar op een voorbijkomend sushi-schaaltje. De sushi-maker wachtte tot het schaaltje weer langskwam, pakte het geld eraf, liep naar de kassa, kwam terug met wisselgeld en gaf dat aan de klojo. Die bedacht zich niet en smeet het geld in de lucht. Hun manier van fooi geven. De sushi-man deed zijn handen plat tegen elkaar voor zijn borst en keek zeer ernstig. Nou gaan we het beleven, dacht ik. Maar nee. Hij boog zijn hoofd en bedankte de jongens.
Toen die lui weg waren, raapte de man het geld van de vloer en deed het in de kassa. Ik keek hem vol verbazing aan. Ik vroeg hem hoe hij zo rustig had kunnen blijven. Hij zei, vrij vertaald: ,,Je moet aardig doen tegen mensen die niet aardig doen, want die hebben aardigheid het hardste nodig.’’
Dagblad van het Noorden, 27 november 2021