Laatst mailden veel mensen mij dat ik nodig ’s een column moest maken over die schrijfster die zich zo beledigend over Drenten uitgelaten had. „Schrijf nou eens een stukje waarmee je zo’n vrouw helemaal kapotmaakt”, schreef iemand uit Sleen. Maar nee, ik ga daar geen columns over schrijven. Ik schrijf liever geen boze stukjes. En ze leest deze krant vast niet. Die leest alleen Het Parool, moet je rekenen. Bovendien, ik kom haar wel een keer in het echt tegen. Dat werkt dan toch veel beter, denk ik. En: ze kan het niet helpen. Ze zit daar maar in dat wereldje. Zo wordt er gewoon gedacht en gepraat daar. Dat weten we toch inmiddels wel? En ze heeft vast een warrig leven met veel wijn en toestanden achter de rug. Nee, die heeft dat allemaal niet in de gaten gehad hoe ze ons raakte. Nog wel sneu ook eigenlijk. Toen Maarten van Rossem zich op tv bijzonder denigrerend over Drenthe uitliet, deed me dat heus ook wel pijn. Ik ben nogal een bewonderaar van zijn werk. Alle hoorlezingen van hem die op cd uitgekomen zijn ken ik bij wijze van spreken uit mijn hoofd. Uren durende college’s over bijvoorbeeld Amerika, Hitler, WO1, WO2, Koude oorlog, Geschiedenis in het groot, noem maar op. Hij weet er alles van en vertelt het prachtig. Steek je veel van op. Heb hem hoog zitten. Ja, dat is dan even pijnlijk als hij dan de grond waar je van houdt zo in de grond stampt. Zo’n intellectueel! Als die zoiets zegt, dan moet je dat vast anders zien. Hij houdt met die uitspraken kortzichtige mensen misschien een spiegel voor, hield ik mezelf voor. Dus daar schreef ik ook niet over. En dan afgelopen donderdag, een schrijfster die live op tv in een gesprek over Europa zei: „Ik zou het heel erg vinden als we een soort Drenthe van Europa zouden worden.” Ik ga er geen column over maken. Want als ik er maar even goed over nadenk, word ik veel te boos en verdrietig. Bovendien draagt zo’n column dan alleen nog maar meer bij aan de verdere calimeroïsering van de Drent. Ik doe gewoon waar veel Drenten, door de steeds vaker voorkomende beledigingen en kleinerende lacherigheid uit de rest van het land, steeds beter in worden. Schouders ophalen en denken: Ach ja, toe maar.
(Dagblad van het Noorden, 17 mei)