Gisteravond zag ik dat sommige mensen de kerstverlichting al van zolder gehaald hebben. Helemaal geen gek idee. Je moet er echt zelf wat van maken deze winter. Sowieso altijd. Maar nu helemaal. Misschien zet ik de boom ook al wel eerder op. Eerder was ik daar strikt in. Pas na de viering van Sint Nicolaas, dan begint de kersttijd. Maar het sinterklaasfeest is niet meer wat het geweest is. Het was een prachtig feest.
Ik rij door Emmen en denk aan vervlogen sinterklaasavonden. ‘Everything comes and goes, marked by lovers and styles of clothes’, zingt Joni op de radio. Bij een tuincentrum is het zo druk dat er een auto half op de straat staat omdat de parkeerplaats vol is. Dat zie je niet bij de theaters vandaag de dag. Maar goed, ik kan er niet langs. Ik kijk in de achteruitkijkspiegel. Achter me een hele rij auto’s die ook staan te wachten. Er komt even geen tegenligger aan en ik rij om de half op de straat staande auto. Op dat moment komt er links van mij een snelle wagen met gierende motor langsscheuren. Die heeft geen geduld gehad. Hij had me bijna geraakt.
Paar honderd meter verderop sta ik naast de snelle wagen voor de verkeerslichten. Ik kijk naast me. Een man kijkt terug. Ik steek twee open handen omhoog met een gezicht zo van: wat deed je nou? Hij doet zijn raam naar beneden. Ik doe mijn raam naar beneden. Hij schreeuwt: „Doe hest ja spaigels, nait?!” Ik roep terug dat hij ook wel iets relaxter kan rijden. Hij roept terug: „Doe hest ja spaigels, nait?!” Ik zeg dat we allemaal in de rij stonden te wachten en… Hij laat me niet uitpraten en zegt: „Doe hest ja spaigels, nait?!” Ik moet er een beetje om lachen en steek m’n hand zo op van: ja, het is ook wel goed.
Het is groen. Hij scheurt weg. Ik sla af.
Ik denk erover na. Ik had misschien niet mijn raam open moeten doen. Dit was op zich wel een aardige vent, denk ik. Maar je kunt ook de verkeerde tegenkomen. Wordt het houwerij. Zo moet ik weer aan Sint Nicolaas denken. De goedheiligman. Zou je niet zeggen, maar die heeft een keer iemand er wat op gedekt. Even met de vuistjes praten. Dat moet in het jaar 325 geweest zijn toen driehonderd bisschoppen bij elkaar kwamen om te vergaderen over hoe het verder moest met het Christendom. Sint Nicolaas heeft daar ene Arius, die de Godheid van Jezus afwees, een waande klappen gegeven.
Sinterklaas werd in de gevangenis gegooid. Maar ‘s nachts verscheen hem Maria, die zijn boeien losmaakte, hem zijn mijter teruggaf en een grote bijbel. Of het allemaal waar is of niet… Iets kan ook gewoon een mooi verhaal zijn. Het sinterklaasfeest was toch ook nog mooi toen we al wisten dat hij niet echt bestond?
Ik denk terug aan prachtige sinterklaasavonden. Zingen. Snoepgoed. Cadeautjes. Een wasmand vol. Die tijd is weg. Voor het echte sinterklaasgevoel moet ik een blik werpen in de achteruitkijkspiegel in mijn hoofd. „Doe hest ja spaigels, nait?!”
Dagblad van het Noorden, 21 november 2020