Het was nog donker toen ik wakker werd. Ik had genoeg geslapen. Ik maakte mij een kop koffie en kroop achter de vleugel. Ik deed mijn oefeningen zoals ik die vanaf mijn kindertijd doe. Stukje van Händel, stukje van Bach. Beetje fantaseren en ik speelde het lied dat ik de avond ervoor gemaakt had nog eens. Ik veranderde nog wat aan de tekst en keek naar buiten. Het werd licht aan de horizon. Het vroor.
Ik maakte een boterham met pindakaas. Vind ik lekker. Ik genoot van de ochtend, merkte ik. Heb veel ochtenden gemist in mijn leven. Komt doordat ik vaak laat ben. Al is het niet per se zo dat schrijven alleen maar gaat als de wereld slaapt. Juist het wakker zien worden van de wereld kan heel inspirerend zijn. Er vliegt een koppel ganzen over. Ze gaan naar het Bargerveen. Daar zitten ze met duizenden nu. Er gebeurt iets in mijn hoofd als ik ganzen over zie vliegen. Ik wilde altijd met de ganzen mee. Ik vond het een van de hoogtepunten van zes jaar lagere school toen we dia’s kregen te zien over de avonturen van Nils Holgersson. Die mocht op de rug van een gans mee vliegen naar de horizon.
Ben ook naar het Bargerveen gegaan. Naar mijn vertrouwde plekje. Boven op die bult, op dat bankje. Ik maakte wat foto’s van die ene boom, die in het paarse licht van het moment vlak voor zonsopkomst, als een eenzame profeet in de woestijn bijna los van de wereld in de leegte stond.
Ik hoorde een auto aankomen. Een portier sloeg dicht. Zware voetstappen kwamen de bult op. Hij was net op tijd voor de echte zonsopkomst. Hij zag me niet. Hij zei dus niks. Ik zei ook niks. Hij keek droef onder de klep van zijn pet uit. Ik dacht: als ik nu moi zeg, schrikt hij zich kapot.
Het was stil. Langer dan een poosje. Hij pakte de klep van zijn pet beet, bewoog het hoofddeksel wat heen en weer en zuchtte.
Toen draaide hij zich opeens om naar mij en zei verontschuldigend: „Jao, Daniël, nie um joe heur, mar ik wol gewoon eben allennig weden”, en liep vervolgens zonder verder wat te zeggen de bult weer af.
(Dagblad van het Noorden, 26 november 2016)