Sta even in de zon. Met m’n ogen dicht. Ik voel de warmte al. Hoor de vogeltjes. Het is weer gelukt. De winter zijn we door. Een warme gloed stroomt door me heen en ik voel de zachte lucht. Ik doe de ogen open en zie weer waar ik ben. Gewoon achter het huis. Gewoon bij mezelf. Het voorjaar is begonnen. Hoe is het nou toch mogelijk. De natuur ontwaakt. Ik zie sap stromen uit de stronk van een omgezaagde berkenboom. De wortels denken dat de boom er nog is. Dus die beginnen te pompen. Levenswater naar de boom. Die er niet meer is.
Er komt een vogeltje aan. Wat een lief, klein beestje. Ik zeg zachtjes goeiedag. Het vogeltje blijft mooi zitten. Dat is vast iemand uit de hemel, die even langskomt om hallo te zeggen. Dat mag ik graag denken als ik zo’n vogeltje zie. Ik weet wel dat het onzin is. Maar onzin kan veel betekenis hebben soms. Het vogeltje vliegt weer weg. Ik roep ’m na dat hij de groetjes doen moet daarboven.
Gisteren zei iemand tegen mij dat het mooi was dat ik de kop weer door het halster had. Ik weet dat het goed bedoeld was. En heel lief. Maar ik ben juist blij dat ik de kop niet door een halster heb. Ik wil niet vastzitten. Helemaal niet aan teugels. Ik wil vrij zijn als die mooie, kleine paardjes die vrij over de prairies galopperen in het noorden van Amerika. Ik heb ze weleens van zo dichtbij gezien dat ik er een foto van kon maken. Maar op het moment dat ik klikte waren ze alweer weg. Zo vrij.
Nog even in de zon staan. Nergens aan denken. Dat eerste is gemakkelijk. Het tweede niet zo. En misschien is het ook niet best als je helemaal niks meer denkt. Ach, wat maakt het ook uit. Ik zal eens wat gaan schrijven. Over hoe het met de wereld gaat. Over hoe het met de wereld ging. Of over hoe het ooit zal gaan. Of over hoe ik eerder op de lagere school zo graag naar buiten wilde als het zulk weer werd als het nu is. Zo heb ik goed geleerd om uit het raam te kijken.
Het gaat toch altijd anders dan je had gedacht. Dat is zo mooi aan leven. Altijd weer wat nieuws.
Dagblad van het Noorden, 18 maart 2023