Dit zijn de dagen van steeds wat langer licht. Dat je het echt al gaat zien. Luchten die er nu om 7 uur ‘s avonds zijn, zie je over een paar maanden na 10 uur ‘s avonds pas. Dagen van dikke boeken, lange sonates, stripboeken, doowopmuziek, Passionen en missen. Missen sowieso.
En de natuur is veel te vroeg. Mijn moeder zou dat niet erg gevonden hebben. Die zou dan gewoon wat vroeger dan anders takken van de forsythia en de ribes op een vaas gezet hebben. Dán werd het voorjaar. Vond ze prachtig. In de tuin bij Richard, die aan de Kerkweg woonde, zag je tegen die tijd in het gazon, in krokusjes geschreven: LENTE. Elk jaar weer. Toen ik heel klein was, zei ma dat kabouters die krokusjes elk jaar daar in het gras zetten. Van Richard hoorde ik dat zijn moeder die gepoot had. Moeders zijn gek op bloemen.
Ma ook. Op alle bloemen. Ze kon zich erg verbazen over mensen die bijvoorbeeld chrysanten lelijk vonden. Snapte ze niets van. Ze vergeleek bloemen ooit met accenten, tongvallen. „Er bestaan geen lelijke accenten, net zoals er geen lelijke bloemen bestaan. Mooi en lelijk heeft te maken met wat er in de mode is.’’
Dit zijn de dagen van erachter komen wat het verschil is tussen belangstelling en nieuwsgierigheid. Het verschil tussen goede bedoelingen en eigenbelang. Mensen die je iets vragen en dan tijdens je antwoord al over zichzelf willen beginnen kende ik al. Op alles wat je zegt een verhaal over zichzelf willen afsteken. Ik neem me altijd voor goed op te letten dat ik niet zo word. Waarschijnlijk heb je zelf niet eens in de gaten als het zover is. Gênant. Maar goed. Zo heb je ook mensen die heel geduldig blijven luisteren en knikken en van wie je later hoort dat ze je verhaal meteen doorverteld hebben. Die zie ik ook van verre komen. Daar word je voorzichtig van. Maar mensen die je kwetsen, zonder het zelf door te hebben, kan ik nog steeds niet van tevoren aanwijzen. Dat blijft een verrassing. Het nadenken over waarom ze je kwetsen, of je iets verkeerd gedaan hebt, daar ben ik gelukkig steeds minder tijd mee kwijt.
‘Tijd kwijt zijn’ wil ik niet. Zonde. Dus ik zorg wel dat ik zoveel mogelijk ben waar ik wil zijn. Dat kan niet altijd. Dus soms droom ik weg. Was ik daar en daar maar. In Idaho, alleen bij die rivier. Of op Sardinië met m’n kameraad op die bruiloft. Urenlang het lekkerste eten en de mooiste liederen. Naborrelen op het strand. Of in Limburg aan de Maas de zon op zien komen. Daarna wakker blijven tot middernacht. Of dat ik de sterrenhemel zag in Zuid-Afrika. Heel andere sterren. Zuiderkruis. Dan ben je ver van huis op een goeie manier. Maar afgelopen week liep ik net even buiten Emmen op een zandpad. En toen voelde ik even: er was geen plek waar ik liever zou zijn dan waar ik liep. Langs het Oranjekanaal.
Dagblad van het Noorden, 7 maart 2020