Meer dan twintig jaar geleden kreeg ik de vraag of ik voor een nieuw blad over popmuziek drie legendes wilde interviewen. Jerry Lee Lewis, Little Richard en Chuck Berry speelden in Utrecht. Achter elkaar, op één avond. Toen Jerry Lee Lewis klaar was, werd ik naar zijn kleedkamer geloodst. Kan me nog herinneren dat we mooi over muziek gepraat hebben. Een vriendelijke, pijp rokende man. Chuck Berry zat met een handdoek om de nek in zijn blote body bij te komen na zijn show. Ik mocht alles vragen, zei hij. Over Keith Richards wilde hij alleen niet veel kwijt.
Toen Little Richard aan het optreden was, stond ik in de zaal. Mensen tikten mij op de schouder. ,,Hier, daar staat Herman Brood.’’ Ik keek en zag Brood staan. Vogel op de schouder. Schilderij onder de arm. Het publiek had een soort kring gemaakt om hem heen. Een bijzonder gezicht. Ik wurmde me tussen de mensen door naar de rand van de kring. Brood zag mij en kwam naar me toe. Ik zei in zijn oor dat ik na de show Little Richard ging interviewen en dat hij wel met me mee kon. Ik wist dat Little Richard een gigantisch voorbeeld voor Brood was. Herman had als eerbetoon en cadeau voor Little Richard een prachtig schilderij gemaakt.
Dus wij na de show, backstage. Samen met de organisator en mensen van de platenmaatschappij liepen we naar de kleedkamer van Little Richard. Er werd gepraat met de enorme beveiligingsmensen voor de deur. Ik mocht naar binnen zoals afgesproken. Brood niet. Ik zei tegen hem: ,,Wacht maar even, ik leg wel even uit binnen.’’ Dus ik naar binnen. Little Richard deed Little Richard met gilletjes en alles. Bij mijn naam begon hij als een Southern Preacher het Bijbelverhaal ‘Daniël in de Leeuwenkuil’ te declameren. Toen ik er even tussen kon komen, vertelde ik hem over Brood die buiten stond te wachten met een kunstwerk. Grootste Nederlandse R&R-ster. Wereldberoemd kunstenaar. Living legend. Little Richard schoof het gordijntje in zijn kleedkamer opzij. Daar stond Brood. Ik zag het ook. De vogel zat inmiddels op zijn kop. Schilderij onder de arm. Hij keek naar de grond.
Herman Brood kwam er niet in. En ik kon, na gezegend te zijn door Little Richard, ook naar buiten gaan. Ik moest Herman vertellen dat het hem niet ging worden. Hij had het al wel door. Even later zaten we op een perron van station Utrecht samen uit een fles wodka te drinken. Uren zitten praten over muziek. We spraken af gauw eens af te spreken. Herman pakte de nachttrein.
Dagblad van het Noorden, 10 september 2022