Vanmorgen ben ik weer vroeg vertrokken. De zon komt op in de achteruitkijkspiegel. Het is een nóg uitgestrekter, maar ook veel droger gebied dan gisteren. Er groeien alleen wat kleine struiken tussen het gele gras. Aan de horizon roodachtige of donkerbruine bergen. Het enige groen wat er te zien is, groeit vlak naast de snelstromende rivier die rechts van de weg loopt. De lucht is groot, blauw en helder.
Ik rij al dagen door afgelegen gebieden. Ik hou van dit desolate. Heb al dagen niet echt met iemand gesproken.
Op deze weg komt er heel af en toe een truck voorbij. Dit is zo’n afgelegen gebied waar men vanuit de auto elkaar de hand opsteekt.
De weg draait zich kronkelend over een gortdroge bergpas. Op het hoogste punt zie ik een enorme vallei liggen. De weg ligt kaarsrecht voor me tot aan de horizon, misschien wel meer dan 100 kilometer verderop.
Als ik de vallei inrijd, zie ik een rode truck staan. Brandweer. Een man verschuift met een stok de wijzer op een bord dat aangeeft hoe groot de kans op natuurbrand is, naar het rode vlak. ‘Extreme danger’. Ik kijk op de thermometer van de auto. 100 graden Fahrenheit. In de verte trilt de lucht boven de weg die daar van water lijkt te zijn.
Na een half uur rijden, zie ik weer een bord. Dat er over 2 mijl links een historical marker staat. Dat zijn borden die door heel Amerika staan met een verhaal over iets wat daar ooit geweest is of gebeurd is.
Ik stop en stap uit de auto. Naast het grote bord staat een Harley-Davidson. De motorrijder staat het bord te lezen. Ik loop er naar toe en zonder zich om te draaien roept hij: „Our government! That’s our government!”
Dan pas keert hij zich om naar mij en legt mij uit wat er op het bord staat. Dat hier dus ooit een indianenstam woonde, maar dat ze destijds die mensen in een reservaat gestopt hebben en dat de regering toen het land duur verkocht heeft aan goudzoekers of zo. „Zo is onze regering nog steeds”, zegt hij. En dat het ook mijn regering is. Onze Amerikaanse regering!
Ik zeg hem dat ik uit Europa kom. Hij zegt dat wij in Europa de Amerikanen dan wel helemáál bullies zullen vinden. Hij herhaalt het woord bullies een paar keer met steeds hoger wordende stem.
Tsja… Bullies… Bullebakken… Pestkoppen…
Ik vertel hem dat er inderdaad wel veel Nederlanders zijn die Amerikanen niet hoog hebben zitten, maar dat er ook veel mensen zijn die de Amerikanen erg dankbaar zijn voor de bevrijding van de nazi’s. En voor de spijkerbroek, rock-’n-roll, ruimtevaart, internet en de iPhone.
Hij lacht en zegt dat hij zich schaamt voor Amerika. „We zijn bullies!”, roept hij nog een keer. We praten er nog een poosje over en dan zegt hij opeens opgewekt: „Well, I am going to have some fun now. Have a good one.” Hij stapt op z’n motor en rijdt weg.
Dagblad van het Noorden, 21 juli 2018