Er zijn wel veel mooiere plekken op de wereld. Kan er zo een paar opnoemen. Maar dan denk ik meteen: wat is mooi?
Een ondergaande zon boven een Afrikaans landschap, waarvan het zand en de kleden waarin de vrouwen gehuld zijn en ook de aarden waterpotten die ze op hun hoofd dragen allemaal van dezelfde kleur zijn, is dat nou veel mooier dan dit?
Dit is hier. Achter op het land. Achter bij de boerwieke, tussen suikerbieten, maïs en pootaardappels. Er is een nieuw gewas te zien. Mooie bloemen tot aan de horizon. Goed voor de grond, vertelde een voormalige klasgenote. Afrikaantjes. Maar die mag je vast niet meer zo noemen.
In de verte zie ik onze kerk. De kerk waar een groot deel van mijn jeugd zich afgespeeld heeft. De kerk waar de muziek mij voor altijd in het hart gekropen is.
Ik dacht dat ik daar de reden van mijn bestaan gevonden had. Dat ik geroepen werd. Mijnheer pastoor zei het ook. Ben er een tijdje in meegegaan. Maar ik kwam erachter dat die roeping de muziek zelf was. Andere muziek ook. Het ging niet samen met waar het in de kerk over gaat, dus ik liet de kerk achter mij.
Ik was niet de enige. Vanaf een afstand kijk ik nu over de suikerbieten en de afrikaantjes naar de kerk. Daar komt bijna nooit iemand meer. Er zijn geen pastoors meer. Er is geen vuur meer. De deur is er ook bijna altijd op slot.
Er is veel veranderd. Achter mij raast de snelweg. Die was er nog niet toen ik hier bij deze wieke mijn eerste echte liefdesverdriet voelde. (Een wieke is geen kanaal maar ook geen sloot. Er tussenin.)
Dat nieuwe verdriet klapte er goed in. Ik had heus wel eens eerder verdriet gehad. Om een hond. Om een overleden opa. En om Jezus die zo vreselijk gemarteld werd op Goeie Vrijdag.
„Herr, Herr, Herr unser Herscher”, galmt het nog zo vaak tegen de ronde wanden van mijn schedel.
De wieken zijn nu wel schoner en mooier dan toen ik 17 was. Het is hier prachtig. Al zal niet iedereen dat vinden. Vaak vinden mensen die hier oorspronkelijk vandaan komen en na hun studie zijn blijven hangen in de stad, het hier niet zo mooi. Die vinden Toscane vaak erg mooi.
En dat zal ook wel. Ik denk dat ik Toscane ook wel heel mooi zal vinden.
Komt nog. Er zijn zoveel mooie plekken in de wereld.
Duitsland kan ook zo mooi zijn. Al is daar wel veel moois verpest door een overdaad aan windmolens. Dat heb je in Frankrijk ook.
Dat je denkt, mooi hier, maar er moesten geen windmolens staan. Een uur later rij je opeens in een streek waar géén windmolens staan. Dan valt opeens op hoe mooi het er is. In de verte zie je wel een verticale witte wolk.
Kom je dichterbij: ja hoor, een kerncentrale. Ook niet mooi.
Maar wat is mooi? Ik vind dit hier nu de mooiste plek op aarde.
Dichtbij. Dichterbij kan niet meer.
Dagblad van het Noorden, 14 september 2019