Op een kruispunt van fietspaden kwam ik laatst aan de praat met een Alkmaarder die al tien jaar met z’n gezin elke zomer naar Drenthe op vakantie gaat. „Drenthe is inderdaad prachtig”, zei ik tegen hem. Hij sloeg me nogal hard op de schouder en riep met z’n onderkin naar voren: „Ut kun minder, ut kun minder! Dat zeggen jullie altijd toch? Toch?”
Ik vertelde hem dat je van oorspong ‘het kon minder’ zegt nadat iemand je een compliment gegeven heeft. Je hebt bijvoorbeeld kippensoep gemaakt, iemand eet ervan en zegt dat de soep lekker is. Dan zeg je: „Ja, ’t kun minder.” Later zijn mensen het ook om gaan draaien. Tegen iemand zeggen dat het minder kon als die lekkere soep gemaakt had. „Dat is niet zo Drents op zich”, zei ik.
„Leer mij Drenthe kennen”, sprak de man trots. En inderdaad, hij wist veel van Drenthe. Hij had zich verdiept in de geschiedenis. Dat is mooi. Hij wist dat Moeder Maria in het wapen van Drenthe is afgebeeld en dat dit te maken heeft met het middeleeuwse klooster in Assen. Daardoor wist hij ook van de Slag bij Ane, en dat de Drenten als straf voor het vermoorden van de Bisschop van Utrecht en het genadeloos in de pan hakken van diens professionele leger, destijds onder meer dat klooster moesten bouwen.
En de natuur. Daar kon hij ook zo van genieten. Hij zei wel vier keer achter elkaar dat je dus helemaal niet naar het buitenland hoeft voor de natuur. Frankrijk bijvoorbeeld, daar hoefde hij niet meer naar toe. Mooi land, maar er moesten geen Fransen wonen. Weer sloeg hij op mijn schouder en weer dacht ik: wat apart om dat zo hard te doen. Ik kende hem niet en was alleen maar even van de fiets gestapt om te kijken of er nog bramen te vinden waren in de slootkant.
Toen jubelde hij: „Het allermooiste van Drenthe vind ik de mensen. Allemaal, stuk voor stuk aardige mensen. Er is hier nooit ruzie. Iedereen kan met elkaar opschieten. Geen haat en nijd, geen gedoe, geen geroddel, heerlijk!” Hij keek me verwachtingsvol aan. „Ja, je kent Drenthe al heel goed”, zei ik. Ik geloof dat ik er bij grinnikte.
Dagblad van het Noorden, 29 juli 2017