In een tas naast me liggen allemaal fijne, verse groenten die ik gekocht heb op een marktje. Daar ga ik vanavond iets lekkers van maken. Frankrijk is te gek. Ik rij langs een prachtige rivier en het zomert hier nog lekker door. Al kun je aan het licht wel zien dat het september is.
De weggetjes worden kleiner en bochtiger. Af en toe een klein dorpje. Af en toe een kruisbeeld. Opeens een bord langs de weg waarop staat: FOODTRUCK 500 mtr. En inderdaad, na 500 meter zie ik naast een mooi verbouwd Frans boerderijtje een soort terras met een heuse foodtruck erbij. Wat zit de wereld toch vreemd in elkaar. Uitgerekend op het platteland van Frankrijk, het land beroemd om zijn culinaire traditie, Escoffier, Bocuse enzovoort, staat nu een foodtruck zoals je die in de grote steden van Amerika veel ziet. Het lijkt niet te rijmen.
Ik ben trouwens niet iemand die zegt dat ze in Amerika niet kunnen koken. Dat is een raar vooroordeel. Je kunt daar, mits je op de goede plek bent, juist uitstekend eten. Van toprestaurants tot topfoodtrucks en alles ertussen.
Toen ik in ‘96 voor het eerst in LA kwam, zag ik een soort bestelbusjes in de straten waarvan de zijkant als luifel omhoog staat. En binnen in die bus staat er iemand iets lekkers te maken. Vaak staat er een rij voor. Toen waren het meestal taco’s die ze verkochten. Het echte werk. Zacht. Vers. Idioot lekker. In de jaren daarop zag ik ze steeds meer.
Eigenlijk was het natuurlijk geen nieuw idee. Op Erica, bij de brug, had Jo Elling altijd al een soort foodtruck. Alleen noemde je dat niet zo en bakte hij patat en dergelijke. Maar die Amerikaanse foodtruck-cultuur is zo met de jaren echt enorm hip geworden. Eerst in Amerika natuurlijk. En later dan ook hier.
In sommige steden in Amerika zie je elke dag, vlak voor de middagpauze, tientallen foodtrucks voor grote kantoorgebouwen parkeren. Een uur lang eten honderden kantoorwerkers zich vol aan allerlei lekkers vanuit alle denkbare keukens. In Portland Oregon is zelfs een heel plein waar foodtrucks gewoon elke dag de hele dag staan. Heerlijke groene curry bij die ene Thai in die tweede rij. Zal die er nog zijn?
Ach… Portland… Helemaal mis daar… Zo’n mooie, hippe stad. Altijd als ik er was, viel me al op dat er zoveel van die, ja ik noem het maar nep-punkers, op de straat waren. Vaak hebben ze een hondje. Vaak vragen ze om geld. Eentje schold me een keer uit voor fascist omdat ik niks gaf. Ze zijn met veel en erg boos. Al lijken mij het allemaal jongens en meisjes die uit een welvarend, blank gezin komen. Ik zie nu dagelijks beelden van de straten daar die ik zo goed ken. Iedereen vecht met elkaar. Hoe erg gaat dit nog worden? Daar moet je toch niet aan denken. Ik nu sowieso niet, want ik moet opletten dat ik niet aan het dwalen kom op die kleine, Franse plattelandsweggetjes.
Dagblad van het Noorden, 5 september 2020