We kijken uit over het dal. Ze pakt voorzichtig mijn hand. Ik frummel me niet eens direct los. We zeggen even heel lang niks. Ik dénk wel van alles. Ook over die weg beneden. Nu mooi geasfalteerd. We zijn niet ver van Rome, dus is die weg van oorsprong niet gewoon de oude Romeinse weg waarover Ceasars soldaten via via naar onze streken zijn gelopen? Ik wil er een hele theoriënboom over opzetten. Maar ik hou me stil. Even niet. Dit schone moment is te bijzonder om te bekogelen met historische vraagtekens. We staan samen in de ruisende eeuwigheid te kijken naar een legendarisch landschap. Italië is mooi. Oud. Maar doordat het al duizenden jaren succesvol bewoond wordt, staat er overal wel iets. Altijd wel ergens stroompalen. Huizen. Hokjes. Muurtjes. En anders wel – je zit al gauw bij een grote stad in de buurt – een laag overkomend vliegtuig, die je uit je fantasie haalt over hoe het hier was in de tijd van Paulus of zo. Met de ogen dichtgeknepen kom je al fantaserend wel een heel eind trouwens. Ik kijk naast me. Ze staat met haar ogen dichtgeknepen. Ik vraag: ‘sta je nou met je ogen dichtgeknepen’? Ze doet ze niet open. Maar ze knijpt ook niet meer. Ze heeft haar ogen losjes dicht nu. Ze zegt iets in het Latijn. Het klinkt prachtig. “Tu orbis terrarum mihi es”. Ze lacht plagerig dat ik het vanavond maar op Google moet intikken, als ik niet weet wat het betekent. Ze zegt: “laten we terugrijden en dit uitzicht voor altijd opslaan op onze harde schijf”. Ze weet om de hoek van ons hotel een tentje waar ze waar ze Sagrantino di Montefalco schenken bij de zelfgemaakte pasta met boter en geschaafde zomertruffels. In het eeuwenoude stadje, in een koele middeleeuwse, kelderachtige ruimte, bestelt ze bij de dame die ons helpt, in bijna vloeiend Italiaans, precies dat wat we willen. De struise restaurantmedewerkster knikt en knipoogt eerst naar mij en dan naar haar. Deze Umbrische vrouw weet wat er loos is hier. Ze heeft hier te maken met twee nogal verliefde mensen. En die worden in dit gedeelte van de wereld nog beter in de watten gelegd dan muzikanten in Duitsland. Het wordt een avond met hemelse luchten in het glas, aardse goedheid op het bord, vuur in de harten en water in de ooghoeken.
(Dagblad van het Noorden, 28 juni)