Altijd was hij opgewekt en positief. Maar vorige zomer veranderde hij.
Altijd was hij al boer geweest. Zijn vader en zijn grootvader ook al. En de generaties daarvoor waarschijnlijk ook. Maar dat wist hij niet zeker. Er werd vroeger niet veel over vroeger gepraat.
Nee, vorige zomer was het opeens gebeurd met zijn positiviteit. De droogte.
Ja, hij had wel vaker droge periodes meegemaakt. Maar dan was hij altijd de eerste die zei dat het wel goed kwam. En dan kwam het goed. Dan viel er precies zoveel regen als dat het te droog was geweest. Soms werd het zelfs weleens te nat. Hij grapte dan dat andere boeren te veel over de droogte hadden geklaagd, zodat de weergoden iets te gul werden met de regen.
Er kon van alles gebeuren met het weer, maar uiteindelijk ging het nooit écht mis met de oogst.
Vorig jaar. Toen veranderde het. Toen werd het te droog. Hij voelde toen al aan dat het geen toeval was. Hij geloofde de weermannen. Hij geloofde in klimaatsverandering. Hij vond mensen die dan zeiden dat het klimaat altijd in beweging was domme lui. „Daar gaat het niet over”, bromde hij dan.
„Sinds de stoommachine. Vanaf toen is het misgegaan. En nu zitten we ermee. En dit is nog maar het begin.”
Hij geloofde normaal nooit wat. Zijn ouders gingen vroeger trouw naar de protestantse kerk. De laatste keer dat hij naar de kerk was geweest was bij de begrafenis van zijn vader. Zijn moeder hadden ze drie jaar daarvoor al weggebracht. Hij geloofde niks van het geloof. Hij geloofde in de natuur en in de goedheid van de mens. Positief zijn, dat was beter dan bidden volgens hem. Misschien was positief zijn wel een soort bidden zelfs, zei hij soms wel eens zacht, op een toon alsof sommige mensen het niet mochten horen.
Hij geloofde niet veel meer dus. Over van alles en nog wat had hij een andere mening dan de meesten. Mens op de maan? Trucage. 11 september? Inside job. Volkert van der Graaf? Ingehuurd door Melkert. Al dat soort dingen.
Maar klimaatsverandering en dat de mens daar de oorzaak van was, dat heeft hij altijd wel geloofd. Vorige zomer wist hij het zeker. En deze zomer laat hij de schouders hangen als het loof van een droge suikerbiet. Hij schijnt zelfs te geloven dat er geen redden meer aan is. Hij weet het zeker nu. Ze hebben gelijk. De inhaligheid van de mens. Altijd maar meer en groter. Altijd maar langer en hoger, duurder en breder. Altijd meer lampen en beeldschermen. Altijd maar meer. Dat wil hij niet meer. Hij kan het niet aanzien. Hij wil niet nog meer putten slaan en nog meer sproeiers laten sproeien. Hij heeft de boel te koop staan. Hij houdt ermee op. Eeuwenlange aangeboren positiviteit is verdord. Verschrompeld. Verschroeid.
Zijn voorvaderen hebben ondanks oorlogen, schrale oogsten, ziektes in het gewas, crises, te veel of te weinig water altijd doorgeboerd. Positief blijven. Alles komt goed.
Hij stopt ermee. Gebeurd.
Dagblad van het Noorden, 27 juli 2019