Hij kijkt uit het raam en ziet de zon opkomen. Hij is niet thuis. De vogels klinken wel zoals ze klinken waar hij woont. Een duif vliegt voorbij. Hij ziet de eerste zonnestralen van een nieuwe dag op een heuvel in de verte schijnen. Het koren is hier veel verder dan waar hij vandaan komt. Het belooft een zomerse dag te worden. Flarden van Frederick Delius’ On Hearing the First Cuckoo in Spring waaien door zijn hoofd.
De lente is voorbij. Het was een aparte lente. Sinds hij uit huis was gegaan op zijn negentiende, was hij nog nooit zo lang op dezelfde plek gebleven. Altijd wel ergens heen. Het verlangen om voorbij de horizon te gaan werd de laatste weken groter en groter. Geen nacht ging voorbij of hij droomde van afgelegen plekken in half vergeten streken. Toen de koekoek kwam wist hij dat het niet lang meer zou duren. Bijgelovig was hij niet. Maar hij hoorde soms wel voortekenen in de roep van bepaalde vogels.
En nu keek hij uit het raam en zag de dag beginnen. In het dal reed af en toe een auto voorbij. De middeleeuwse kerktoren stak boven de felgroene boomtoppen uit. Hij dacht aan de kerktoren in zijn eigen dorp. De kerk waar hij ooit het H. Vormsel had ontvangen. Wat een andere wereld was dat nog. Mooie, nieuwe kleren aan. Volle kerk. Na de kerk de hele familie over de vloer. Grote schaal ‘koude schotel’.
Hij kon zich nog goed voor de geest halen hoe hij zich voelde die dag. Als je het H. Vormsel had ontvangen, hoorde je erbij. Dan werd je ‘groot’. Dan was je al een beetje minder kind. Daar verheugde hij zich op. Hij wilde geen kind zijn. Hij wilde weg kunnen gaan naar het land van de cowboys of naar landen die hij had gezien in de stripboeken van Kuifje.
En nu keek hij uit het raam en keek in zijn hoofd terug. Wat was er vanaf die tijd sinds het H. Vormsel allemaal niet gebeurd? De wereld was wel al vier, vijf keer veranderd. Hoe vaak was hij zelf veranderd? Echt volwassen was hij nooit geworden. Dat vond hij zelf ook wel. Het was hem vaak verteld door mensen die hij teleurgesteld had. Dat hij volwassen moest worden. Een pijp kopen en dure tabak roken in een stoel bij het raam, tijdens het zorgvuldig luisteren naar Carlos Kleibers uitvoering van de vierde symfonie van Johannes Brahms was niet de oplossing. Maar wat is volwassenheid dan wel? Is dat getemd worden door de slagen van de zweep des levens? Glimmend van de littekens, opgelopen tijdens het sjouwen door de braambossen, grijpend en happend naar de wortel die ons voorgehouden wordt door… Ja, door wie of wat eigenlijk?
Worden we bij de geboorte als een homp klei op een draaiende pottenbakkersschijf gekwakt en slechts gevormd door de natte handen van het lot?
Hij kijkt uit het raam en moet denken aan een goeie van Finkers. Hij slaat zich op de blote benen, staat op en kleedt zich aan. ‘Dank u, voor deze nieuwe morgen’, klinkt er uit dertig keeltjes in zijn hoofd.
Dagblad van het Noorden, 20 juni 2020