De ganzen zijn terug. Ze zitten met ik denk wel tienduizenden hier achter op het land. En verderop, in het water van de zandafgraving, zitten er ook zo veel. In het natuurgebied, daar weer achter, zit de grootste groep. Als je heel voorzichtig
aan komt lopen, kun je best dichtbij komen. Maar zo opeens is er dan eentje die een soort teken geeft. Dan gaan ze allemaal in de vleugels en vliegen ze in een keer met z’n allen weg. Ik krijg er kippenvel van. Zoveel ganzen! Waar komen ze vandaan en waar gaan ze heen? Ze hebben geen plan. Ze kunnen niet overleggen. Ze doen gewoon wat ze doen. En wij kijken toe.
Ik vind het mooi. De agrarische sector is er minder over te spreken. Logisch. Ganzen schijnen echt schadelijk te zijn voor het land. Dat begrijp ik ook wel. Wij hadden eerder thuis ook ganzen. Mooie beesten. Maar hun uitwerpselen werken niet zoals andere mest. Er groeit niks meer op een plek waar de hele dag meerdere ganzen lopen. Bij ons was dat niet zo heel erg. Maar als je moet leven van de grond, is het een ander verhaal. Dan moeten de ganzen weg.
Bij Schiphol hebben ze er ook veel last van. Een meeuw in een straalmotor is al niet best. Een gans zit wel een beetje meer vlees aan. Dat moeten ze niet hebben. Dus ze vangen de ganzen en vergassen ze. En dan? Wat doen ze er dan mee?
Ik begreep dat ze de dode ganzen weggooien.
Zonde. Veel mensen willen graag biologisch vlees eten. Gans is een delicatesse. Ik zie mogelijkheden. Het is goedkoop. Ze komen zo aanvliegen. Er zijn er veel.
En toch willen ‘we’ het niet. Het is zielig. En dat is het misschien ook wel. Ganzen zijn al veel langer op aarde dan de mens. Wij spelen de baas. Omdat we slimmer zijn? En wat is slimmer? Wij maken er ook een zootje van soms. Ik zag bij zonsopkomst honderdduizend ganzen in een keer opvliegen en dacht: we gaan er gewoon van uit dat de wereld gemaakt is voor de mensen. Maar is dat wel zo?
(Dagblad van het Noorden, 31 oktober 2015)