Misschien ben ik wel homo. Met die gedachte werd ik op een middag wakker in mijn studentenkamertje in Utrecht. Ik was 22 en had geen meisje meer aangeraakt sinds mijn jeugdliefde met lijn 50 naar Groningen was vertrokken. Vier jaar geen meisje. Waarschijnlijke redenen: liefdesverdriet, te verlegen, enigszins corpulent en bovendien volledig geobsedeerd door muziek. Mijn Utrechtse huisgenootjes waren wél druk met de liefde. Onder mij woonde Esther. Die had soms wel drie vriendjes op een dag. Later bleek dat ze haar mooie kleren en het lessen van haar dorst daarvan betaalde. In het kamertje naast haar woonde Sebastiaan. Die leerde voor operazanger. Dankzij hem hoorde ik voor het eerst Mozarts Zauberflöte in het echt, waarin hij de rol van Papageno had. Tijdens de afterparty zag ik hoe hij de porceleinen conservatoriummeisjes voor het uitzoeken had. In het kamertje naast mij woonde Paul. Paul had verkering met een jongen. Ik dronk vaak thee met dat leuke stel. Ze vroegen op een avond naar mijn liefdesleven. „Ga anders morgen mee naar ons cafe”, zeiden ze. Het ging om een bekend Utrechts homo-café. Zo kwam ik aan het denken. Nooit een meisje. Zou ik misschien eigenlijk homo zijn? Misschien onbewust heel ver weggestopt? Zou kunnen toch? Dus ik mee. Leuke lui allemaal. Beetje praten, beetje drinken. Ik liep even naar buiten. Luchtje scheppen. Even nadenken over hoe ik het vond. Aan de gracht stond een meisje met haar fiets te klooien. Ze had de ketting er af, zag ik meteen. Ik liep er heen, keek haar aan en schrok. Zag de helderste diepe ogen die ik ooit gezien had, in het prachtigste gezicht ter wereld, omlijst door de indrukwekkendste rode krullenbos van het universum. Ik mompelde dat ik haar wel even zou helpen, gooide de fiets op z’n kop, ontknoopte de kettingkast een beetje en met één handige beweging lag de ketting er weer op. Ik zette de fiets rechtop en wees naar het homo-café. „Ik ga nu snel weer naar mijn vrienden”, zei ik. „Oh, leuk voor je, bedankt en veel plezier”, lachte ze. Ze fietste weg en zong nog ‘doei’. Zij dacht nu dat ik … maar ik wist door haar opeens heel zeker van niet. Als het wel zo geweest was, was het ook oké geweest trouwens. Maar ik bleef maar aan haar denken. Jarenlang.
(Dagblad van het Noorden, 21 februari 2015)