In de verte kun je het huisje zien staan. Er komt bijna nooit iemand. Iedereen weet wel wie er woont. De mensen noemen hem Jan van de berken. Wat zijn echte naam is, weet bijna niemand. Maar zowel langs het zandpad naar het huisje als langs de randen van het erf staan alleen berkenbomen.
Jan laat zichzelf niet zo vaak zien. Maar als hij ergens naartoe gaat, is er eigenlijk niks raars aan Jan. Ja, misschien dat hij niet veel woorden gebruikt. Eigenlijk zegt hij helemaal niks. Verder is hij vrij normaal. Zijn haar zit netjes en hij heeft schone kleren aan. Wel draagt hij opmerkelijk oude schoenen. Maar verder steekt hij altijd iedereen de hand op. Behalve kinderen. Maar dat doet bijna niemand.
De reden dat hij eigenlijk niet veel zegt is ook wel duidelijk. Hij neuriet namelijk de hele tijd. En best hard. In de winkel kijkt niemand er meer van op. De postbode heeft op een windstille zomerdag Jan van de berken weleens horen zingen. „Een soort opera-zang”, aldus de postbode. „Best wel heel mooi”.
De slager weet te vertellen dat Jan van de berken als jongeman in een klooster in Noord-Frankrijk heeft gezeten. Maar hij is daar enorm verliefd geworden op een dochter van de burgemeester. Hij is voor haar uit het klooster gegaan en ze zijn samen, diep in de nacht, op een oude brommer gevlucht naar Parijs. Daar hebben ze jaren als duo opgetreden in nachtclubs. Maar de dochter van de burgemeester kreeg heimwee. Ze ging terug naar haar familie en Jan verdronk zijn verdriet in koele beaujolais.
Jan erfde van een alleenstaande oom het huisje waar hij nu al jaren woont. De enige mensen die er weleens komen zijn Jehova’s getuigen. Die laat hij binnen. Daar gaat hij mee praten. Mensen zeggen dat Jan zoveel van de Bijbel weet dat hij Jehova’s klem kan praten. Maar ze zeggen wel meer.
Ze zeggen dat Jan verder niet met mensen om wil gaan omdat hij bang is om iets verkeerds te zeggen. Daarom zingt hij misschien ook wel de hele tijd. En als hij onder de mensen is, steeds dat hoge geneurie.
Iemand is ooit eens voorzichtig naar het huisje gefietst en heeft voor de deur een paar mooie schoenen achtergelaten. Op de gok. Briefje erbij met de boodschap dat als de maat niet klopte, hij dat door kon geven en dat er dan wat geregeld zou worden. Met een adres erbij.
Twee nachten later stonden de twee nieuwe schoenen voor de deur van dat adres met een pakje Marlboro in de linkerschoen en een uitgescheurde bijbelpagina in de rechterschoen. Op die pagina stond Prediker 3. ‘Alles heeft zijn tijd’. Met potlood stond eronder: ‘ook voor nieuwe schoenen is er een tijd onder de hemel’.
En nog steeds loopt Jan van de berken op die oude schoenen. Hij moet dat zelf weten, vindt bijna iedereen.
Bijna niemand weet of de verhalen over Jan waar zijn. Als iemand hem er bij de winkel of zo naar vraagt, dan haalt hij zijn schouders op, draait zich om en loopt neuriënd weg.
Dagblad van het Noorden, 23 november 2019