De meester had in de klas verteld over Judas. Dat die heel gemeen was. Een verrader. En dat een verrader nu nog soms Judas werd genoemd. Ik kende Judas uit de Johannes Passion. De evangelist zong zo mooi dramatisch ‘Judas aber, der ihn verriet…’. Nee, niet zo mooi allemaal van die Judas. Hoe kon hij dat nou doen? De volgende schooldag was geen gewone. De meester had ons beloofd dat we die middag naar het overdekte zwembad zouden gaan. Maar opeens, na het speelkwartier, veranderde zijn plan. We zouden niet meer gaan zwemmen, maar gewoon in de gymnastiekzaal gaan apenkooien. Dat vond ik heel erg. De hele klas maakte zeurderige, teleurgestelde geluiden. Het begrip verraad had ik nog niet helemaal goed doorgrond. Ik riep namelijk keihard tegen de meester, Judas! Dat heb ik geweten. Voor de komende jaren had ik het verbruid. De kracht van Judas was me duidelijk. Nog steeds. Je komt Judas vaak tegen. Bij Bob Dylan bijvoorbeeld. Ooit zelf voor Judas uitgemaakt omdat hij zonder met zijn fans te overleggen een andere muzikale taal ging bezigen. En in zijn lied ‘With God on our side’ vraagt Dylan zich af of Judas bij het verlinken van Jezus, God aan zijn kant had. Judas kan door Christenen ook gezien worden als held. Judas zorgde er immers voor dat ‘God’s plan’ ten uitvoering kwam. Als Judas Jezus niet verraden had, was deze misschien wel niet gekruisigd. En dat moest wel, want anders kon Jezus niet opstaan uit de doden. Dan was er geen mysterie. Geen basis voor een goedlopende religie. Dan was het Christendom nooit zo ver gekomen. Dan hadden we hier nog steeds rond paasvuren gedanst met zwarte houtskool-vegen op het gezicht. Dan hadden we Donar en Freya nog vereerd en ons vee ter zegening door de rook van de paasvuren gedreven. Die Judas toch…