Langs berkenbomen fiets ik. Langs velden, groen en geel. Mais en koren, suikerbieten, aardappels en gras. De bermen vol met bloemetjes, de sloten vol met kroos. Weer wat berkenbomen en daar verderop een molen. Ik fiets flink door, want ik ben van plan om door een bos te rijden. Daar ruikt het altijd zo apart bij warm weer zoals nu. Maar dat is nog even fietsen en dat is niet erg. Mooier dan nu zag ik het nooit. Kon ik maar als een schilder met kwasten en met verf maken wat ik zag, voor donkere dagen later. Ach, waarom zou ik dat willen, ik zie het nu in ‘t echt. En echt is vaak het mooist. Tenminste, dat vind ik.
Het valt me mee nog met de drukte. Ik had meer volk verwacht. Ik hoorde van meer kanten dat het druk was overal. Ze komen uit de steden en de plaatsen vol met drukte, om hier de rust te vinden die ze blijkbaar elders missen. Ik geef ze ook geen ongelijk. Waarom zou ik dat doen? Ik fiets hier nu toch ook? De aangeharkte schoonheid en de kaarsrechte akkers, de weilanden met supergras, het is niet ‘de natuur’. Ook de bossen hier zijn mensenwerk. Zelfs de natuurgebieden. Maar ik oordeel niet. Mooi is mooi.
Het mooie weer is wel natuur. Natuurlijk is dat zo. Het is echt prachtig weer vandaag. En er komt nog meer. Ze willen 30 graden hebben, maar daarna wel weer frisser. Zo gaat dat toch wel vaak. Ook dat hoort erbij.
Ben bijna bij het bos waar ik dit voorjaar nog vaak liep. Toen was het echt wel stiller en rustiger dan nu. Toen zag je niemand en geen hond. Dat is nu wel anders. Toch hoop ik dat niet alles straks weer dicht moet, net als toen. Dat we nergens meer naartoe kunnen. Geen horizon te zien. Dat moeten we niet hebben. Dan is het echt niet best.
Positief zijn, dat is beter. Alles komt wel goed. Positief zijn is de opdracht die ik mezelf ooit gaf. Bij de vreselijkste beelden van agressie en geweld niet meteen gaan denken dat de wereld vergaat. Bij verhalen over smeltend ijs en hitte in Siberië niet gaan denken ‘ach wat zou het en wat maakt het nog uit’. Blijven kijken naar de lucht en denken aan de eeuwen die nu geweest zijn en waarin de wereld bleef bestaan.
Ik fiets weer richting huis. Vanavond is het helder. Tenminste, dat hoop ik. Er komt een sterrenregen. Mooi veel wensen doen en niemand wat vertellen. Anders komen ze niet uit en dat zou zonde zijn. Als iedereen op aarde nou precies hetzelfde wenst… Zou dat schelen? Zou dat helpen? Wat zou er dan uitkomen.
Ik zie een man langs het kanaal. Hij haalt zijn hengel op. Een spartelende vis schept de visser in zijn net. Een eindje verderop zitten mensen voor hun huis. Ze knikken goeiedag. Ik knik terug.
Eenmaal thuis zet ik een stoel onder een appelboom. Juli hebben we gehad