Het was in die dagen dat Joseph zijn vriendin Maria op de rug van een ezel tilde om naar hun geboorteplaats te reizen. De overheid had een volkstelling aangekondigd, waarvoor iedereen terug moest naar de plaats waar ze vandaan kwamen. Maria was zwanger, bijna uitgerekend. Dus de ezel was geen luxe. Joseph en Maria waren trouwens nog niet getrouwd. Maar dat gaf toen niks. Maria was een stuk jonger. Dat maakte toen ook niks uit. Ze gingen op pad. Dat moest gebeuren.
Op een gegeven moment, ergens onderweg, voelde Maria dat het tijd was. Joseph probeerde in de plaats waar ze terechtgekomen waren een goeie plek voor de bevalling te vinden. Onderdak. Maar alles was vol. Alles. Een aangeschoten herbergier met een lui oog zei dat ze maar naar de stal moesten gaan, even buiten het dorp. Was van een oomzegger van hem. Daar was wel stro om in te liggen.
In die wonderlijke winternacht werd in dat stro een jongetje geboren. Hoog boven de stal stond opeens een bijzonder heldere ster met een staart. Er verschenen lichtgevende engelen. Ze fladderden rond de stal en zongen over een koningszoon.
In het veld zeiden twee niet al te grote herders tegen elkaar: „Wat is daar dan loos?” Ze gingen maar eens even kijken. Toen ze in de stal kwamen, troffen ze een man en een vrouw en een os en een ezel aan. Allen keken ze naar de baby die straalde van liefde, hoop en vergeving.
De engelen jubelden dat er hier in een eenvoudige stal iemand was geboren die alle zonden van de wereld op zich zou nemen. Een ander soort koning, liggend in het stro, in een tochtige stal. De herdertjes namen hun hoed af en knielden voor hem.
Daar kwamen drie kamelen. Op hun ruggen zaten drie rijk geklede mannen. Ze hadden de staartige ster gevolgd, omdat ze uit de oude verhalen wisten dat er onder die ster een koningszoon geboren zou worden. Ze twijfelden eerst nog of ze wel goed zaten. Ze waren volgens hun berekeningen zeker dertien dagen te vroeg en ze hadden ook geen stal verwacht. Maar de engelen zongen dat alles klopte.
De herders mompelden: „Nou, wij gaan maar weer eens even verder, dan kunnen die lui op die kamelen ook even in de kribbe kijken.”
De herders liepen terug naar hun schapen. Zegt de een tegen de ander: „Wat was dat dan?” Zegt de ander: „ Ja, toe maar. Dat weet ik ook niet. Een apart verhaal. Een verhaal waarvan iedereen zelf maar moet bekijken wat-ie ermee doet.”
Dagblad van het Noorden, 24 december 2022