De koele wind langs mijn gezicht, in de schaduw op een mooie plek. Tijd lijkt langzamer te gaan dan in het echt. En toch is dit ook echt. Groen lijkt groener dan vorig jaar. De lucht is veel blauwer ook. Lijkt veel blauwer, bedoel ik. Want het ligt aan mij. De lucht is zo blauw als hij altijd al was. Het is maar net hoe je ernaar kijkt. Wat me wel altijd opvalt: tegenover de zon is de lucht het blauwst.
Opa zat ook altijd graag in de schaduw op de wind. Ik zat daar graag altijd even bij hem. Dan vertelde hij weer over Normandië. Hoe daar de bevrijding van West-Europa was begonnen. En dat ik later, als ik in dienst zou mogen, maar goed mijn best moest doen. Er zat een goeie soldaat in mij, volgens hem. Ik kon al goed met de buks schieten. Jaren later was de teleurstelling bij hem erg groot toen ik vertelde dat ik niet in dienst hoefde. Zelf was ik er heel blij om destijds.
Hoog in de lucht zie ik een vliegtuig. Waar gaat het naartoe? Wie zitten erin? Waar komt het vandaan? Ik had wel zo’n app op de telefoon. Kon je precies op zien welk vliegtuig er voorbijkomt. Maar ik heb die app eraf gegooid. Ik vind het mooier om erover te fantaseren waar ze naartoe vliegen. Gaan we straks weer overal naartoe? Het begint er wel op te lijken. Terug naar hoe het was? Of verder waar we zijn gebleven? De wereld lijkt weer open te gaan. Ik denk trouwens liever dat we weer kúnnen dan dat we weer mógen. Maar dat zal wel aan mij liggen.
In de verte zie ik de horizon. Daarachter is weer een horizon. Als je elke horizon wilt zien, kom je uiteindelijk weer terecht waar je was begonnen. De wereld rond. De meester op de lagere school las het boek een keer hoofdstuk voor hoofdstuk voor. De reis om de wereld in 80 dagen van Jules Verne. Ik droomde mee. Kon dat maar. Weg van hier. Weg uit het klaslokaal. De wereld rond. Geen gegil en geschreeuw op een schoolplein. Geen les. Gewoon weg en zien hoe groot de wereld is. Ponypark Slagharen was al een avontuur. De wereld rond, dat moest fantastisch zijn.
De koele wind doet me ook denken aan dat moment aan een riviertje in Duitsland, een paar jaar terug. Ik zat daar aan de waterkant dusdanig lang naar het stromende water te kijken dat ik opeens een soort helder moment kreeg en begreep waar de dingen om draaien. Ik kon dat gevoel dagen vasthouden. Nu weet ik alleen nog maar hoe ik daar zat. En dat ik ervoor moet zorgen dat ik dat af en toe doe. Gewoon het water zien stromen. Gewoon voelen hoe klein je bent ten opzichte van het alles. En daardoor denken wat ik onbewust altijd al wist: je moet werk maken van leven.
Dagblad van het Noorden, 12 juni 2021