Prettige muziek, de geur van verse koffie, gebakken eieren en toast. Leuke tafeltjes met mooie bloemen erop. Ruig aangesmeerde muren. Een lekkere bank. Een mand sinaasappelen op een tafeltje voor de bar waar het grote glimmende espresso-apparaat op staat. Af en toe wordt de prettige muziek doorboord door het geluid van koffiebonen die gemalen worden.
Een paar tafeltjes verderop zit een dame te werken op haar laptop. Ze heeft een grote, glazen beker met koffie en veel melk in haar hand. Ze kijkt af en toe uit het raam. Daarna typt ze even wat en neemt een slok koffie, net zoals dames in koffiereclames koffiedrinken. Beide handen om de beker en dan dromerig kijken.
Ik kijk, denk ik, ook dromerig. Het is nog vroeg. Buiten zie ik gele herfstbladeren langzaam vallen. Aan het eind van de straat zie ik mijn auto staan. Daar zijn ook gele blaadjes op gestrooid. Die auto rij ik morgen weer naar huis. Ik ben in Bloemendaal. Zit in een ontbijtcafé. Zo’n tent die je in de grote steden van de wereld tegenwoordig overal ziet. Bloemendaal is geen grote stad. Haarlem, even verderop, is dat wel. Niet een hele grote stad, maar wel een echte stad. Ik ben gek op steden. Al was het alleen maar omdat ik daar zo goed kan voelen dat ik op een gegeven moment graag weer naar huis wil.
Toen ik rond de 20 was woonde ik een paar jaar in Utrecht. Ik miste waar ik vandaan kwam enorm. Later kwam ik erachter dat ik niet zozeer de plek miste, maar mijn jeugd. Ik had met het verhuizen naar Utrecht een periode afgesloten. Natuurlijk miste ik ook wel de vergezichten en de Kerkweg met zijn prachtige eikenbomen. Natuurlijk miste ik ook wel de taal en de kerktoren. Ik kon erg verlangen naar fietsen langs glimmende suikerbietenvelden en ook de bloeiende aardappelvelden kreeg ik maar niet uit mijn hoofd. Toch zat de echte heimwee destijds meer in het missen van de geborgenheid van thuis.
Boterham met Bebogeen. Trainingsbroek aan. Groene rubberlaarzen met sneetjes in de hakken waardoor je bij het banjeren over het lege bouwland alsnog altijd met natte sokken in huis kwam. Boterham met pindakaas.
Nu ik hier in dat ontbijtzaakje in Bloemendaal zit, verlang ik er ook opeens weer naar om naar huis te gaan. Maar ook huis en thuis veranderen. Alles verandert. Ik ook. Zou ik ooit op een andere plek kunnen wonen? Er waren tijden dat zoiets ondenkbaar was. Er waren tijden dat ik niets liever wilde. In welke tijd zit ik nu?
Ik roer in mijn koffie en hoor een telefoon overgaan. Een andere ontbijtende bezoeker neemt z’n telefoon aan. Het gesprek wordt gevoerd via de luidspreker van de telefoon. In het Pools. Polen. Dan moet ik altijd denken aan Chopin. Een Poolse componist die in Parijs zat met heimwee. Hij nam de volksmelodieën die hij kende uit Polen en maakte daar geweldige, virtuoze, melancholieke pianostukken van.
Dwars door de prettige ontbijtzaakmuziek klinkt in mijn hoofd opeens: ‘Hello my name is Roy. En ik zing voor jou een cowboysong’.
Dagblad van het Noorder, 9 november 2019