Opgewekt meezingend met de autoradio reed ik vandaag op die redelijk drukke weg van het ene dorp naar het andere. Een weg waar je vijfentwintig jaar geleden ook met de fiets over moest, omdat er nog geen fietspad naast lag. Zie ik daar opeens op dat inmiddels aangelegde fietspad een scholier met de fiets aan de hand tegen de wind in naar huis lopen.
Ik bedacht me niet, keerde op het eerste geschikte moment en reed terug naar waar ik die fietser met pech gezien had. Ben zelf ook een keer in zo’n situatie vanaf Zuid-Barge door een Schoonebeker naar Erica gebacht. Een onverwacht positief en hoopgevend gebaar van een medemens in mijn bongeljaren. Mijn pubertijd: in chocolademelk gestoofde, verwarrende jaren –
gelardeerd met kwaaie leraren en andere strenge en/of teleurgestelde volwassenen – op een bedje van vriendinnetjes die een onbegrijpelijke overeenkomst hadden met voorgenoemden: ze wilden je laten zijn wat je niet was. Maar goed. Ik bedoel: ik reed zomaar wat rond vandaag. Country Music luisteren en rondrijden zonder boodschap. Geen haast. Ik zet de auto in de berm. De jongen schrikt zoals achttienjarigen dat doen als er een onbekende auto voor ze stopt. Met een wat-heb-ik-gedaan-hoofd kijkt hij me aan. Ik zeg: „Waar moet je heen?” en meteen, zonder hem te verstaan ,,komt goed”. „Gooi de fiets maar in de kofferbak.” Hij bleef even staan maar sjokte al snel mijn kant op. Ik deed de kofferbak open en hielp hem mee zijn fiets erin te tillen. We stapten in en ik draaide de weg weer op. Even terug naar het vorige dorp. Pas daar kun je weer keren. Het was geen doorsnee puber. Hij kwam me een beetje depri over. Door de boxen klonk een lied over ontrouw. We kwamen te praten over muziek. En dat het in welke stijl dan ook, vaak over vreemdgaan ging. Hij mompelde dat zijn vriendin vrijdag met zijn maat ‘op stap’ was geweest. Ik voelde eventjes keihard zijn verdriet. Hij zat in die fase van liefdesverdriet dat je je niet voor kunt stellen dat het ooit over zal gaan. Ik zei: ,,Komt goed.” En dat het echt weer over gaat. Dat er een tijd komt dat je je niet meer voor kunt stellen hoe erg het ooit geweest is.
(Dagblad van het Noorden, 21 maart 2015)