Zachtjes aait de wind langs de toppen van de bomen. Wind door een berk klinkt anders dan door een den. Om over coniferen nog maar te zwijgen. Golfjes geruis rollen over de bossen. Flarden grijze wolk schuiven voor de maan die pas nog vol was. Open plekken tussen de wolken gunnen een blik in de oneindigheid van het heelal. Door een gaatje kijken laat de verbeelding voller bloeien. Wat moet het groot zijn daar. En oud. De tijd heeft de vorm van een peer, schrijft Stephen Hawkin. Ben benieuwd hoe het moet zijn om dat volledig te begrijpen.
Het niet begrijpen van dingen is niet leuk. Daarom zijn we als mens ook al zo’n eind. We willen de dingen begrijpen. Onderweg naar het antwoord komen we van alles tegen. Soms zelfs antwoorden op vragen die we helemaal niet hadden. Toch zijn er veel dingen waar we nooit een antwoord op zullen krijgen. Dat zijn vaak dingen die met ‘reden’ en ‘doel’ te maken hebben.
De wind waait niet met een doel langs de toppen van de bomen. Het gebeurt gewoon. Wij kunnen het zien en horen. Een wonderlijk iets. Maar zonder doel. De mens zelf heeft wel doelen. Maar die hebben we bedacht. Wij kunnen dingen verzinnen. Wij kunnen voelen. Wij unnen huilen en lachen. Verliefd zijn. Rouwen. Op zoek naar redenen en houvast bedenken we van alles. Ik kijk weer naar de lucht. Een heldere streep licht opeens een wolkenflard op. Vallende ster. Net nu ik die kant op keek. Snel een wens doen. Ik denk even heel sterk aan iemand maar weet; de vallende ster was toeval. Wat ik er mee deed was menselijk. Dat is mooi aan mens zijn.
Je kunt denken wat je wilt. En naar binnen gaan als het je te fris wordt.