Ik kijk uit het raam. In de verte rooien ze aardappels. Een fikse regenbui spoelt het stof van een oude herinnering. Ik mocht meerijden op de trekker. Ik was 8 of zo. Vond het fantastisch, maar wilde na een poosje ook weer van de trekker af.
„Da’s goed”, zei de boer. We waren alleen wel precies helemaal aan de andere kant van het land. Dus een stuk van huis. De boer liet mij eruit, keerde en ging weer verder met rooien. Het was net zulk weer als nu. Ik stond in mijn eentje achter op het land. Zo noemen wij dat. Achter op het land. Tussen twee dorpen in. Grote leegte.
De trekker met aardappelrooier verdween in de verte. Ik stond daar met mijn trainingsbroek in de groene rubberlaarzen en de groene soldatenjas aan. Ik liep daar een beetje rond en begon me dingen af te vragen. Waarom moet je per se naar school? Waarom moet je per se naar zwemles? Waarom moet je op voetbal? Ik zou liever gewoon een beetje in mijn eentje achter op het land rondzwerven en dan naar huis gaan om muziek te spelen. En dan zondags op het grote orgel in de kerk spelen wat ik bedacht had. Dat leek mij het mooist. Maar dat kon niet, zei iedereen die ik ernaar vroeg.
Dingen moeten is niet leuk. Maar sommige dingen moeten nou eenmaal. Duidelijk. Maar een boel dingen waarvan veel mensen denken dat het moet, moeten helemaal niet. Je moet niet per se trouwen en kinderen krijgen. Evolutie heeft geen doel. De mens is gemaakt om zich voort te planten? Nee, de mens is ontstaan uit wezens die zich nogal voortplanten. Dat is wat anders.
Mee moeten doen met badmintonnen als je iemand bezoekt die op een camping staat: ik kan het gewoon niet. Geeft niks verder. Ja, een kinderachtige kerel ben je dan.
Een mondkapje opdoen. Daar heb ik dan weer geen problemen mee. Sommige mensen wel. Die willen het niet omdat ze het gevoel hebben dat het moet. Ik draag ‘m niet omdat het moet. Want het moet niet eens. Ook al zal later blijken dat het mondkapje geen verschil maakt: het is dan altijd nog een signaal. We zitten in een pandemie.
Een mondkapje zegt ook: „Pas op. Hou afstand.” Je doet een mondkapje ook voor om te laten zien dat je rekening met elkaar houdt toch? Ik zag iemand hoesten en proesten in de winkel. Keihard. Zonder mondkapje. Veel andere mensen droegen er wel een trouwens. Ik zag een paar mondkapjesdragers bang kijken. Want dat is het. Je maakt mensen echt bang als je loopt te blaffen in de openbare ruimte. Je kunt zo’n ding toch ook gewoon voordoen voor een ander?
Voordat mensen boos worden omdat ze denken dat ik zeg dat ze iets moeten: dat zeg ik niet. Alhoewel: we moeten wel op elkaar passen. Maar dat is een mooi soort moeten.
Dagblad van het Noorden, 10 oktober 2020