Van neef H. had ik onlangs een vogelhuisje cadeau gekregen. Speciaal voor koolmeesjes. Die lusten graag processierupsen en daar zaten er vorige zomer nogal wat van in de eiken rond mijn huis. Ik had er last van. Niet zo’n beetje ook. Veel mensen zullen net als ik de jeuk die de haartjes van die rupsen kunnen veroorzaken nóg vervloeken. Koolmeesjes, die moesten er komen. Dat zou de oplossing zijn.
De gemeente heeft ook al veel vogelhuisjes aan de noordwestkant van de bomen gespijkerd. En ik heb het cadeau gekregen mooie, groene vogelhuisje met het metalen dakje ook aan een berk geschroefd. Meteen een mooie gelegenheid om de ramen eens secuur te lappen. Want ik wil wel zien of er een vogeltje in komt natuurlijk. U mag het geloven of niet, toen ik klaar was met het wassen van het raam van waaruit je het vogelhuisje kunt zien hangen, zag ik er al een koolmeesje uitkomen. Hij moest wel even wringen om door dat kleine gaatje te komen. Toch schijnt het zo te zijn dat die gaatjes, qua grootte, precies kloppen. Paar millimeter groter en je krijgt er een volstrekt ander vogeltje in. Wonderlijk. Die koolmezen weten dus precies, als ze een gaatje in een huisje zien van zo en zoveel millimeter doorsnee, dat ze daar een nestje in willen en kunnen bouwen. Onvoorstelbaar slim eigenlijk voor een vogel.
Ik vind vogels over het algemeen, en dat zegt niks over hoe mooi en hoe lief ze zijn, niet bijster doorgeleerd overkomen. Kippen die maar tegen het gaas aanlopen terwijl 10 centimeter verderop de deur van de ren gewoon openstaat. Duiven die tegen ramen aan knallen. Grote ramen bestaan misschien te kort om al in de evolutie van vogels mee te tellen als gevaarlijk. Over een paar honderd jaar misschien. Dan zijn alleen de nazaten van vogels die wél het gevaar van grote ruiten doorhadden over. Dan zullen vogels niet meer tegen ramen vliegen. Of misschien duurt het ook wel veel langer. Geen idee eigenlijk hoe snel evolutie kan gaan.
Geen idee ook hoe snel die koolmeesjes die rupsen zullen opeten. De verkoopster in de winkel waar ik terechtkwam omdat ik er nog een paar vogelhuisjes bij wilde, vertelde dat sommige koolmeesjes wel een paar honderd rupsen per dag eten. En dan geven ze er ook nog een paar honderd aan hun jonkies. Dat klinkt goed.
Daar krijg je grote sterke koolmezen van. Zul je net zien dat die dan binnen een paar jaar weer met te veel zijn. Koolmezenplaag. Dan moet je daar weer een natuurlijke vijand van zoeken.
Die zijn er al genoeg, zie ik als ik naar buiten kijk. Er staat een rode kat al een poosje naar het vogelhuisje te staren. Heel geduldig. Er lopen hier wel meer katten. Ze zijn wild, denk ik. Sinds ik ze af en toe zie, heb ik geen muizen meer in huis gehad. Dus prima eigenlijk.
Natuurlijke vijanden. Hebben wij die als mens nog wel? Ja, in de wildernis, daar zitten wel beesten die je rauw lusten bij een koppie slappe thee. Maar wij hier? Het lijkt er niet op. Alhoewel… Natuurlijke vijanden hoeven niet per se grote monsters te zijn. Ze kunnen blijkbaar juist microscopisch klein zijn.
Dagblad van het Noorden, 14 maart 2020