We waren op een mooie augustusmiddag ergens in de late jaren zeventig met heel veel neefjes en nichtjes in de tuin opa’s verjaardag aan het vieren. We hadden een gezamenlijk cadeau. Een plantenspuit. Zo’n tonnetje dat je op kunt pompen, met zo’n pistool met een slangetje er aan. Kon opa mooi gif mee spuiten in zijn moestuin. Maar eerst even water er in om te proberen. Opa pompte het ding op en begon ons allemaal nat te spuiten. Dolle pret. De wichter gieren. De jongens net zo hard. Opa lachen. Oma lachen. Tantes maakten foto’s.
Opeens kwam neef P. op opa af, greep hem de gifspuit uit de handen en spoot opa keihard, recht in het gezicht. Iedereen viel stil. Opa wankelde op zijn benen, hij zag niks meer. Bril op de grond. We stonden allemaal met open mond te kijken.
Later ging iedereen zeggen dat het niet zo mooi was van neef P. Dat vond ik ook wel. Maar ik verdedigde hem. Dat ben ik altijd blijven doen. Ook op de middelbare school. Dan had hij trammelant met een grote vent gemaakt die goed was in judo. Dus ik er heen. Even opgelost. Geen probleem. Ik bleef hem verdedigen.
Ook toen neef P. begon te schrijven en daarmee in de problemen kwam omdat hij op de rand van te grof en te lollig dingen publiceerde over zeer gevoelige onderwerpen. Als iemand dan zei dat zoiets toch niet hoefde, kwam ik weer met een heel verhaal dat zoiets geschreven mag en moet worden.
Toen hij een boek maakte over Balkenende waarin hij dingen schreef ‘die je toch niet zegt’, zei ik tegen geschrokken ooms en tantes dat dat nou eenmaal journalistiek is.
Neef P. is een bijzonder goeie schrijver. Ik verdedig kunst overal en altijd. En ik blijf neef P. ook verdedigen. Ook al doet hij soms precies het tegenovergestelde van wat ik doe. Zo probeer ik altijd onze afkomst en streek te laten zien van een mooie kant. Vooroordelen wegnemen. Neef P. doet even het tegenovergestelde. Dat raakt. Maar ik blijf hem verdedigen. Want hij is een kameraad. En hij is familie. En kom me niet aan mijn familie. Ja, of je moet al neef P. zijn, dan verdedig ik je.
(Dagblad van het Noorden, 6 september 2014)