Vierentwintig jaar geleden woonde ik in Bussum, een sjiek-achtig dorp in het Gooi. Ik woonde daar boven een winkel met de vriendin die uit Hilversum kwam. Vandaar. Ik maakte veel liedjes toen, nam die op op mijn kamertje maar hield ze voor mezelf. Van de vriendin en de rest van de wereld moest ik een baantje gaan zoeken. Zo heb ik daar ondermeer bij een cacaofabriek gewerkt, bij een kartonfabriek, heb ik dozen drop gestapeld bij de Venco en ovens leeggehaald bij een broodfabriek.
Zo kon ik leven plus cd’s aanschaffen. Ik ging graag naar een cd-zaakje in Bussum. Daar verkochten ze alleen klassieke cd’s. Daar hou ik veel van. Van huis uit meegekregen. Bij ons was het Bach en Beethoven. Het eerste wat ik kon spelen, was een gavottetje van Händel. Woorden lezen kon ik toen nog niet. Ik raakte daar in Bussem bevriend met de klassieke-cd-verkoper. We konden het urenlang hebben over verschillende uitvoering van Mozart symphonieën. Ik vond die van Kribs zo mooi toen. Hij was toch meer van de Neville Marriner. Hoe dan ook: de platenwinkel liep goed. Hij vroeg me of ik niet wilde komen helpen in de winkel. Een droombaan! Hij vond mij heel geschikt en dat vond ik zelfs zelf ook. Ik zou gebeld worden door de eigenaar en dan zou het rondgemaakt worden.
Die avond ging de telefoon. Ik nam op. Ik sprak heel duidelijk en zorgvuldig. De eigenaar onderbrak me na twee zinnen. Of ik ook normaal Nederlands kon spreken. Maar ik sprak normaal Nederlands. Articuleerde tegen overdreven aan. Je kon wél horen dat ik niet uit Amsterdam kwam, zoals hij. Dat wel. Maar ik sprak gewoon Nederlands. Duidelijk. Hij zei letterlijk dat hij mij niet kon gebruiken als ik zo ‘boers’ sprak. „Laaister, ut is un klassieke platuhsaaak.” Ik hoor het hem nog zeggen. Het ging niet door. Mooi vond ik het niet. Woedend was ik. In de put. Vandaag heet zoiets discriminatie op afkomst. En toch: het was zíjn winkel. Als hij dacht dat hij door mij aan te nemen minder cd’s zou verkopen, prima. Denk zelf van niet, maar het was zíjn winkel.
De volgende dag heb ik twee liedjes geschreven in de taal van mijn grootouders. De dag daarna nog een paar. De liedjes bleven komen. En ik hield ze niet meer voor mezelf.
(Dagblad van het Noorden, 20 februari 2016)