Begin jaren negentig hing ik vaak rond in een afgeragd studentenhuis aan de Griftstraat in Utrecht. Daar was een nieuweling komen wonen die diergeneeskunde ging studeren. Rob was een grote joviale Twent met een rond, roze hoofd en een kuiltje in zijn kin.
Op een middag sloeg beneden de voordeur open. Geschreeuw en paniek. Ik legde de gitaar aan de kant en ging kijken. Onder aan de trap zag ik een paar jongens met een groot lichaam sjouwen. Dat was Rob. Hij had alleen de onderbroek nog aan. Z’n haar was nat. Z’n lichaam lichtblauw. Ze sjouwden hem twee trappen op en legden ‘m op bed. De andere huisgenoten kwamen ook uit hun kamers. De meisjes huilden. De jongens schreeuwden dat iedereen rustig moest blijven. Rob zag er dood uit. Hij ademde nog wel. Bij zijn ontgroening op de studentenvereniging had hij de gracht op en neer moeten zwemmen en elke keer als hij bij de kant was een paar slokken jenever moeten drinken. Rob was gewoon zo vaak op en neer gezwommen dat de fles leeg was. En nu lag hij bewusteloos en letterlijk blauw op z’n bed. Een studentenarts kwam erbij. Die dacht dat het wel goed zou komen, maar er moest wel iemand bij hem waken. Rob zou kunnen stikken in zijn eigen overgeefsel, of op de weg terug van de dronkenschap agressief kunnen worden. Rob had een grote dolk aan de muur hangen. Die moest van de arts even in de kast. Gewoon voor de veiligheid.
Uiteindelijk zaten Richard – student Nederlands – en ik te waken bij Rob. De anderen hadden belangrijke colleges de volgende dag. Toen de shag op was, ging Richard slapen. Ik hoorde het morgen worden. Ik schrok wakker van de krant die op de mat viel en keek snel of Rob nog leefde. Hij werd weer wat rozer. Ik bleef zitten. Toen Rob wakker werd, schudde hij een paar keer met de kop, vloekte een keer goed hard, stond op en dronk een paar glazen water uit z’n tandenborstelbeker. Hij vroeg wat ik op zijn kamer deed. Ik vertelde hem het verhaal. Hij bedankte me en ging douchen. Ik bakte mij een ei op.
Twintig minuten later kwam Rob de trap af, helemaal weer het heertje. Hij ging weer naar de studentenvereniging.
(Dagblad van het Noorden, 27 augustus 2016)