Laatst kwam ik Peter tegen bij de pomp in Duitsland. Hij was ergens rond 2000 geloof ik naar Frankrijk verhuisd. En nu kwamen we elkaar tegen bij het tanken in Duitsland. Toen we uitgetankt waren en afgerekend hadden, besloten we onze auto’s even te parkeren om bij te praten op het pleintje naast het tankstation. ,,Wat een toeval’’, zeiden we tegelijk. Hij vertelde dat hij even terug naar Nederland was gekomen omdat z’n moeder erg ziek was. Hij was nog maar net in zijn ouderlijk huis aangekomen of zijn moeder was al overleden. Net of ze op hem gewacht had, zei hij trillerig. Ze hadden haar inmiddels begraven en hij bleef nog even in Nederland om met zijn zussen het ouderlijk huis leeg te halen. Ze hadden ook nog wel goed gelachen uiteindelijk. Maar ook veel gehuild. Hij zou recht hebben op het ouderlijk huis, maar wilde sowieso weer terug naar Frankrijk. ,,Sorry, ik zou hier niet meer kunnen wonen. Veel te druk. Veel te veel gedoe. En het weer…’’, sprak hij verontschuldigend.
Peter was op de middelbare school iemand die niet opviel. Dun, klein, spierwit en wat bangig. Wij mochten elkaar wel. We hadden een klik. Hij kon met gymnastieken niet in zo’n touw klimmen. Ik ook niet. We stonden daar goed mee voor schut. Maar het maakte ons niet uit. Waarom zou je in een touw moeten kunnen klimmen? Wij hadden het liever over muziek. Hij was fan van UB40. We fietsten soms weleens samen uit school naar huis. Hij was al een stuk eerder thuis, want hij woonde in een nieuwe woonwijk onder Emmen. Na de middelbare school kwam ik hem af en toe nog wel eens tegen in de Brasserie in Emmen. Altijd mooie gesprekken. Op een gegeven moment hoorde ik dat hij was gaan druiven plukken in Frankrijk. En dat hij daar was blijven hangen. Verkering met een Franse dame. Hij was er gaan wonen.
En nu stonden we dus mooi even te praten in Duitsland. Hij vroeg hoe het met mij ging. Ik vertelde dat mijn moeder twee jaar terug overleden was. Daar kun je dan met iemand die je 20 jaar niet gezien hebt, maar die net hetzelfde heeft meegemaakt, even met een paar korte zinnen goed over praten. Net voordat het te verdrietig begon te worden, zeiden we zo goed als tegelijk: ‘Maar goed’. We wisselden nummers uit en hij vroeg me een keer langs te komen in Frankrijk. Ik beloofde dat ik dat zou doen.
Dagblad van het Noorden, 4 september 2021