Uitkijkend over het groene gras van thuis moest ik opeens weer denken aan die lange, zwarte man met z’n mooie pak aan. Mooie hoed, opvallende sokken en glimmende schoenen. Een oude man op een bankje die een dikke sigaar rookte op een pleintje in Seattle. Op het pleintje zijn meer bankjes. Daar zitten of liggen daklozen en dronkaards op. De eerste keer dat ik over dat pleintje richting mijn hotel liep, voelde ik die man in zijn mooie pak naar me kijken. Ik knikte, hij knikte terug. De volgende dag gebeurde dat weer. Ik zei dat ik zijn sigaar lekker vond ruiken. Hij vertelde waar hij zijn sigaren kocht en vroeg waar ik vandaan kwam. We raakten in gesprek en ik ging naast hem zitten.
Hij vertelde dat hij bij mooi weer altijd in de avond op dat bankje ging zitten. En dat hij soms wel een klein flesje in zijn broekzak had. Hij woonde in een klein appartement een straat verderop. Op het pleintje was altijd wat te beleven. Hij vertelde dat een verwarde, dakloze vrouw zich eens ging wassen in de fontein. ,,Butt naked as the day she was born.” De politie was gekomen en had haar meegenomen. De politie kwam vaak. ,,Iedereen op dit pleintje is gek.” Hij lachte hard en begon te hoesten.
Hij begon over hoe slecht het ging in Amerika. Geweld. Schietpartijen op straat. Als hij vroeger thuis kwam van school stuurde zijn moeder hem naar buiten. Buiten spelen! Nu zijn ouders blij als de kinderen levend uit school komen en houden ze ze binnen. De straat was een oorlogsgebied geworden. Vroeger is steeds langer geleden, zei hij.
Hij was twee keer als soldaat naar Vietnam geweest. Niet gevochten. Hij moest daar vliegtuigen en helikopters voltanken. Honderden keren. Duizenden! Als hij nu nog benzine rook, moest hij aan Vietnam denken. Dat wel.
Ik zei dat ik z’n pak mooi vond. Hij zei dat je je als zwarte man extra goed moest kleden als je een beetje normaal behandeld wilde worden in de grote stad. Maar als hij eerlijk was, trok hij eigenlijk zijn mooiste pak aan omdat hij zat te wachten op een heel mooie vrouw met wie hij had afgesproken. Ik vroeg of die vrouw dan zo kwam. Hij dacht inmiddels van niet. Hij zat al zevenentwintig jaar op dat bankje op haar te wachten. Hij lachte hard en begon weer te hoesten.
Dagblad van het Noorden, 27 juli 2024