Meer dan vijfentwintig zomers geleden zwommen we met wat huisgenoten in een zandmeertje net buiten de studentenstad waar we toen woonden. Midden door de week. We lagen met z’n vieren ergens op een klein strandje tussen de berkenbomen. Esther en Carmen hadden hun bikini uitgedaan. Bart en ik keken er niet anders van uit. Heel normaal toen.
We maakten plannen om met z’n vieren te gaan kamperen in Frankrijk. Al had Bart daar niet zo’n trek in op zich. Hij vond dat Frankrijk een heel rechts land aan het worden was. De Fransen waren volgens hem erg racistisch. Daar zou je niet op vakantie moeten gaan. We zouden eigenlijk allemaal dat land moeten boycotten.
Esther zei dat we in Nederland ook al aardig die kant op gingen. We hadden immers toch allemaal gelezen wat Bolkestein had gezegd in de Volkskrant? Zeker een uur lang discussieerden we over hoe rechts Nederland aan het worden was. Ik deed op een gegeven moment mijn flippers aan en pakte mijn duikbril om te gaan snorkelen in het ondiepe zandmeer. Ze konden zó heftig discussiëren, die huisgenoten van mij, dat ik soms dacht dat we ruzie hadden.
We bleven de hele middag bij het water. Een beetje verbrand, verliefd en loom fietsten we aan het begin van de avond terug naar de stad.
Op het balkonnetje van Esthers kamer aten we een salade waarvan we de ingrediënten gehaald hadden bij de Turkse winkel aan de overkant. Met van dat heerlijke Turkse brood er bij.
Eigenlijk moeten we alleen nog maar boodschappen doen bij winkeltjes van Turkse mensen, vonden wij. Gewoon om ze te steunen. Veel betere spullen ook. We dronken koele Franse witte wijn en het werd donker. Er kwamen nog meer huisgenoten bij ons zitten. Die hadden nog meer Franse wijn en Turkse olijven meegebracht. Overal, op alle balkonnetjes om ons heen zaten studenten te praten en te drinken, net als wij. Wederom kwamen we te debatteren over hoe verkeerd veel Nederlanders dachten over onze Turkse en Marokkaanse landgenoten en hun geloof. Maar we wisten ook zeker, over vijfentwintig jaar zou dat niet meer zo zijn. Dan zouden de nieuwkomers volledig geïntegreerd zijn in onze samenleving. Dan zou religie sowieso geen rol meer spelen. Het had tijd nodig. We proostten op de toekomst.
(Dagblad van het Noorden, 17 juni 2017)