De laatste sneeuwbui van het jaar misschien. Ik zit in de auto. De muziek zet ik uit en ik sla af naar een kleinere weg langs het lege bouwland. Hoewel het dooi is, blijft er toch sneeuw liggen op de gitzwarte grond. Zo vind ik het misschien wel op z’n mooist hier, denk ik. Geen huizen, geen mensen en de horizon onzichtbaar door de vallende sneeuw. Toen ik een jongen was, ging ik als het sneeuwde graag naar buiten. Met een stok in de hand liep ik dan het land op. De wind en de sneeuw tegen het koude voorhoofd. En maar door. Opa had verteld over het oostfront. En over hoe Napoleon zich ook al vergist had in de Russische winter. Maar ik speelde niet dat ik een soldaat was. Nee, ik was een indiaan. Een indiaan onderweg door de sneeuwstorm. Alles op alles om een grootse opdracht te voltooien.
Ik zet de auto even stil en stap uit. Het begint al te schemeren. De sneeuwvlokken worden groter en het zicht minder. Ik voel me weer even die indiaan op die eindeloze prairie. Ik weet dat ik langs een sloot op de vlakte tussen Erica en Klazienaveen sta. Maar ik stel me voor dat ik in Montana langs State Highway 191 richting de Canadese grens sta. Even weg van alles. Niemand weet waar ik nu ben.
Net als toen denk ik nu ook opeens: wat doe ik hier? Dus maar terug naar de werkelijkheid. De echte wereld. Waar je harde meningen moet hebben. Waar je moet oordelen over mensen die je niet, een beetje of goed kent. Waar je, als je niet oppast, ongemerkt meegaat in de waan van de dag die zich vermomd heeft als de realiteit.
Bij de brug toetert iemand in een busje. Ik zie nog net dat het een kameraad is. Hij belt meteen. Waarom ik niet kan zwaaien. We moeten lachen. Ik word bijgepraat over een sappige roddel. We lachen nog meer. Of ik nog naar de carnaval ga. Ik zeg nee. Dat ik ook niet zo van verkleden hou. Hij zegt dat ik ja mooi verkleed kan gaan als Daniël Lohues. Ik zeg dat ik dan verkleed ga als indiaan. ,,Dat mag ja niet meer”, lacht hij. ,,Inderdaad, Native American bedoel ik.” We hangen op. ,,Jow.” ,,Jow.” Het sneeuwt nog een beetje als ik thuiskom. Het blijft niet liggen. Toch was het een mooie sneeuwbui.