Oom Herman van de boerderij had op de deel een stalen kast staan. Die was altijd goed op slot. Daar zat het gif in. Wij keken als kind altijd naar wat er boven op die hoge kast lag. Daar lag iets wat wij heel erg graag eens een keer in handen wilden hebben. Een echt geweer. Het was een dikke luchtbuks, maar voor ons was het gewoon een echt geweer. Wij speelden graag soldaatje. Wij hadden geweertjes van plastic. Maar oom Herman had dus gewoon een echte. We zagen nooit dat hij ‘m gebruikte. We vroegen er wel vaak naar. Maar ,,dat is niks veur kinder”, zei hij altijd heel vriendelijk met een lach om zijn mond. Oom Herman van de boerderij was een hele lieve, zachte man. Hij wilde niet dat ons wat overkwam. Vandaar dat we die buks nooit in handen zouden krijgen. We hebben ook nooit geprobeerd om met een trapje of zo het geweer te pakken. We deden op de boerderij niks wat niet mocht. Overal schuilde gevaar.
Op een mooie zondagmiddag speelden we met een hele club neefjes en nichtjes in en om de boerderij. Oom Herman kwam even de deel op om te kijken of we geen gevaarlijke dingen deden. We vroegen hem weer of hij eens met het geweer wilde schieten. Deze keer wilde hij dat opeens wel. We moesten heel stil zijn. Hij pakte de buks van de kast. Draaide een dekseltje van een metalen bakje en pakte daar voorzichtig tussen duim en wijsvinger een kogeltje uit. Hij knikte de buks, stopte het kogeltje er in en hield zijn rechter wijsvinger voor zijn mond. “Ssst…”
De baanderdeur stond een stukje open. Wij stonden allemaal achter oom Herman. Hij legde aan, richtte naar de top van een boom, wachtte een poosje… Pietjiew! Uit de hoge populier achter de boerderij viel iets luid kwetterend naar beneden. Een ekster. Wij stonden met open mond te kijken. Een nichtje begon te snikken. Een neefje vroeg waarom oom Herman dat gedaan had. Zijn antwoord was dat hij gek was op vogeltjes. Hij legde de buks weer op de kast en vertelde dat die malle schreeuwende vogels de mooie zangvogeltjes verjagen. En hij was gek op zangvogeltjes. ,,Zo werkt dat” , zei hij en gaf ons glimlachend een knipoog.
(Dagblad van het Noorden, 13 februari 2016)