Mijn kameraad en ik fietsten op een koude, regenachtige zaterdagmorgen naar het ouderlijk huis van onze drummer, een paar dorpen verderop. We hadden onze gitaren onder de arm. Één vuilniszak om de hals van de gitaar, één vuilniszak om de body. Vastgemaakt met een postbode-elastiek. Af en toe stopten we even bij een bushokje om een peuk te draaien en de handen een beetje te warmen. En weer verder. De drummer zal de kachel al wel aanhebben daar. In die schuur van de ouders van onze drummer stonden behalve een kachel ook een drumstel en wat oude versterkers. Onze drummer had eerst in een andere band gespeeld. Hun spul stond daar nog. Een microfoon was er niet. Dus we hadden wat geld bij elkaar gelegd met z’n allen. Daarvoor konden we net een rood, plastic microfoontje kopen uit het Wehkamp-boek. Die microfoon hadden we met plakband aan een bezemsteel gemaakt die we met de bezemkant aan een balk hadden getimmerd.
Onderweg, tegen de koude novemberwind in, hadden we het over muziek. Hoe te gek de muziek was die wij mooi vonden. Hoe alle andere muziek die alle anderen mooi vonden echt slecht was. Vaak hadden we het over hoe de Stones begin jaren zeventig, dus rond de tijd dat wij geboren waren, een villa hadden gehuurd in Zuid-Frankrijk. Dat ze daar een plaat opgenomen hadden. Dat wilden wij ook later. Een huis waar we zelf een plaat konden opnemen. Ondertussen fietsten we het laatste stuk over een zandpad door de blubber, naar de schuur waar we gingen repeteren.
Eenmaal daar, bleek dat de drummer er nog niet was. Dus de schuur was nog koud. We mochten wel even in huis komen. We kregen koffie. We vroegen of we even gebruik mochten maken van hun telefoon. Even de rest van de band bellen waar ze bleven. Niemand nam op. We mochten van de vader wel in de schuur gaan en zelf de kachel aanmaken.
Het duurde wel even voor het schuurtje warm was. Wij gingen alvast maar wat spelen. Een paar uur te laat kwam de drummer aanzetten. Hij had even de bui willen afwachten, maar het begon steeds opnieuw te regenen. De zanger kwam de hele dag niet opdagen. Dat vonden we niet mooi, want we moesten twee weken later al optreden in een jeugdsoos ergens in de buurt. We speelden de rest van de middag alsof ons leven ervan afhing. Niet eens alsof. Ons leven hing ervan af.
Dagblad van het Noorden, 25 november 2023