Op het enorm drukke station van Chicago zie ik haar lopen. Een mooie dame die een handig koffertje op wieltjes achter zich aansleept. Ze komt me bekend voor. Maar dat kan bijna niet. Ze is al een paar keer op en neer gelopen langs de grote borden waarop je kunt zien hoe laat je trein vertrekt en van welk perron. Ze kijkt op haar telefoon. En weer op de borden. Ze loopt vervolgens rustig naar het bankje tegenover mij en gaat zitten. Ze knikt vriendelijk naar me en pakt haar telefoon. Dat doe ik dan ook maar, al heb ik niet veel batterij meer. Ik stop ‘m weer in de tas. Ik kijk wat rond. Drie kwartier mensen kijken is best te doen. En de geluiden in een Amerikaanse stationshal zijn ook vermakelijk. Ze roepen echt ‘all aboard’ als een trein gaat vertrekken. Net een film. 02:15 PM vertrekt de Empire Builder, zoals de trein naar Seattle heet. Ik loop langs de enorme zilverkleurige Amtrak-wagons, stap in en installeer me in de slaapcabine die ik gereserveerd heb. Als de trein het station uitrijdt springen mij de tranen in de ogen. Het geluid van het vijfstemmige hoornsignaal alleen al: lokroep van vrijheid. We rollen. Op weg naar de andere kant van het continent. Eenmaal de stad uit begint het direkt: die grote ruimte. Mais, mais, mais. Af en toe een dorpje. Duizenden mijlen golvende vlakte. Met de bergen achter de horizon. Een van de wagons heeft een glazen plafond. Een panorama wagon. Daar ga ik zitten en zink weg in gedachten. Er komt iemand naast me zitten. Het is de dame die in het station tegenover me zat. We raken aan de praat. Ze komt uit de buurt van Enschede. Hoe is het mogelijk. Kom je elkaar hier tegen. Ze is onderweg naar Montana. Ze heeft ook geen rijbewijs. Ze gaat een poosje in een natuurpark zitten daar. Om te tekenen. Dat kan ze goed. Ze laat wat dingen zien. Na een paar uur zitten we er nog. De zon gaat onder boven de prairie. We raken niet uitgepraat en vermoeden inmiddels dat we elkaar kennen uit een vorig leven. We denken ook al bijna dat alles in ons leven zo heeft moeten lopen, zodat wij nu hier naast elkaar kwamen te zitten. Alleen durven we dat laatste nog niet hardop te zeggen.
(Dagblad van het Noorden, 21 juni)